2 Korinthe 9

In hoofdstuk 8 is Paulus begonnen om de gemeente van Korinthe aan te moedigen om een liefdesgave, (Financiele ondersteuning) waaraan zij al eerder waren begonnen, te volbrengen en uit te voeren.

Als Paulus dan spreekt over deze liefdesgave dan spoort hij de gemeente aan met het voorbeeld van de gemeenten van Macedonie.

2 Kor. 8:
2 Want, doordat zij beproefd zijn gebleken in veel verdrukking, hebben hun overvloedige blijdschap en diepe armoede nog overvloedig de rijkdom van hun mildheid bevorderd;
3 want (zij deden), dat getuig ik, wat zij konden, ja meer dan dat,
4 en zij vroegen, met alle aandrang, uit eigen beweging van ons de gunst, deel te mogen nemen aan het dienstbetoon voor de heiligen.

Ook spoort hij hen aan met het grote voorbeeld van Jezus.

2 Kor. 8
9 Gij kent immers de genade van onze Here Jezus Christus, dat Hij om uwentwil arm is geworden, terwijl Hij rijk was, opdat gij door zijn armoede rijk zoudt worden.

Ja, zo heeft Paulus in het 8ste hoofdstuk een duidelijke bemoediging gegeven aan de gemeente van Korinthe om hun gave, waaraan ze al begonnen waren, om deze te volbrengen.

Ja, de gemeente van Jeruzalem stond onder zware druk en had hulp nodig.
(Rom. 15: 26; 1 Kor. 16: 1- 3)
En zo gaat Paulus verder in dit hoofdstuk.

----------------------------------------------------------------------------------

Doch ik zend deze broeders, opdat onze roem over u in deze aangelegenheid niet ongegrond blijke, maar gij gereed moogt zijn, zoals ik erover sprak.

Ja, zo gaat Paulus in dit hoofdstuk verder om de gemeente aan te moedigen om hun gave gereed te maken. In beleefdheid, maar met een kracht. Paulus heeft gepochd bij andere gemeenten over Korinthe en wil niet beschaamd uitkomen! (Vers 3)

1 Want over de dienst, die gij de heiligen betoont, u nog te schrijven, acht ik overbodig;
2 want ik weet van uw bereidvaardigheid, op grond waarvan ik bij de Macedoniers over u roem, dat Achaje sinds verleden jaar gereed staat, en uw ijver heeft de meesten (tot navolging) geprikkeld.
3 Doch ik zend deze broeders, opdat onze roem over u in deze aangelegenheid niet ongegrond blijke, maar gij gereed moogt zijn, zoals ik erover sprak,
4 opdat niet, indien er Macedoniers met mij zouden medekomen en zij u niet gereed zouden vinden, wij - om niet te zeggen: gij - in deze stellige verwachting zouden beschaamd worden.

Want over de dienst, die gij de heiligen betoont, u nog te schrijven, acht ik overbodig;

Ja, de dienst waar Paulus hierover spreekt was in hoofdstuk 8 geintroduceert.
-Vers 4: Het dienstbetoon aan de heiligen.
-Vers 6, 7, 19: Dit liefdewerk.
-Vers 20: Overvloedige opbrengst.

Ja, deze dienst was de financiele gift die gegeven zou gaan worden aan de gemeente van Jeruzalem.
(1 Korinthe 16: 1- 3)

En, zo schrijft Paulus in dit vers, is het eigenlijk overbodig is dat hij hier nog over schrijft.
Het volgende vers geeft aan waarom.

Want ik weet van uw bereidvaardigheid, op grond waarvan ik bij de Macedoniers over u roem, dat Achaje sinds verleden jaar gereed staat, en uw ijver heeft de meesten (tot navolging) geprikkeld.

(In dit vers gebruikt Paulus de naam Achaje voor Korinthe. Het is niet helemaal duidelijk waarom hij dit doet)
Ja, Paulus kende de bereidvaardigheid van de gemeente van Korinthe.
En over deze bereidvaardigheid had Paulus bij de Macedoniers geroemd.

Het woord vertaald “bereidvaardigheid” komt van het Griekse woord “prothumia” en dit woord betekent “ijver, strijdlust en moed”.

Ja, de gemeente van Korinthe was ijverig om de gave die ze zouden geven voor de gemeente in Jeruzalem klaar te hebben als de broeders kwamen.

De gemeente had een jaar eerder al een begin gemaakt met deze gave.

2 Korinthe 8:
10 En ik geef op dit punt mijn mening, want dit is voor u nuttig; gij hebt immers reeds vroeger, het vorige jaar, een begin gemaakt, niet alleen met de uitvoering, maar ook met het willen;
11 voltooit thans dan ook de uitvoering, opdat met de maat van uw bereidwilligheid ook de voltooiing uit hetgeen gij hebt overeenstemme.

Ja, zo stonden zij gereed, maar, het moest nog wel afgemaakt worden!
En Paulus had hierover bij de gemeenten van Macedonie geroemd.
Nu moest het ook echt gaan gebeuren!

En dat is nu ook de reden waarom Paulus de gemeente sterk vermaand hierin.
Paulus wilde niet dat de gemeenten van Macedonie teleurgesteld zouden worden na al dit goede nieuws over de gemeente van Korinthe.

Ja, anderen waren juist tot ijver geprikkeld door het voorbeeld van de gemeente van Korinthe. En zo schrijft hij hen om hen te prikkelen om hun gave echt gereed te hebben.

Doch ik zend deze broeders, opdat onze roem over u in deze aangelegenheid niet ongegrond blijke, maar gij gereed moogt zijn, zoals ik erover sprak,

En toch, ondanks alle zekerheid aangaande de gemeente van Korinthe had Paulus broeders gezonden, om zeker te weten dat de roem van Paulus niet ongegrond bleek.

Ja, deze broeders die waren gezonden, zijn in het vorige hoofdstuk al beschreven.
(Vers 16- 24)

We zien Paulus in al dit schrijven balanceren tussen het feit dat hij de gemeente van Korinthe een opdracht geeft, maar tegelijkertijd moet het wel een vrije keuze blijven.
(Filemon 1: 1- 25)

Opdat niet, indien er Macedoniers met mij zouden medekomen en zij u niet gereed zouden vinden, wij - om niet te zeggen: gij - in deze stellige verwachting zouden beschaamd worden.

Ja, het zou misschien mogelijk zijn, dat als broeders uit Macedonie zouden meekomen en de gemeente van Korinthe zou niet gereed zijn met hun gave, dat er beschaming zou zijn.
En dat mocht niet.

En zo spoort Paulus de gemeente van Korinthe aan.

We zien in deze woorden dat Paulus enerzijds de gemeente van Korinthe aanspoort voor twee redenen. In de eerste plaats voor het welzijn van de gemeente van Jeruzalem, die hulp nodig had en in de tweede plaats wilde Paulus niet beschaamd staan bij de gemeenten van Macedonie.

Paulus had over de gemeente van Korinthe geroemd bij de gemeenten van Macedonie en hierin mocht niemand beschaamd uitkomen.

Zo zien we dat Paulus bemoedigend sprak, maar tegelijkertijd ook vermanend.

En ja, broeders en zusters, dit is voor ons ook belangrijk.
Ook wij mogen hoge verwachtingen hebben van elkaar in ons geloofsleven.
En dat mogen we naar elkaar uitspreken, in zorg en met beleid, maar tegelijkertijd mag dat samengaan met vermaning.

Ja, laten we hoge verwachtingen hebben van elkaar, en dit naar gelang er binnen ons bereik ligt.

Het is belangrijk dat we God dienen, zoals Hij het verdient.
En dat betekent dat alles van Hem is en voor Hem is.

En dat betekent dat we elkaar mogen aansporen, vermanen, in liefde en in zorg voor elkaar en bovenal voor Hem.
---------------------------------------------------------------------------------------------------

En ieder doe, naardat hij zich in zijn hart heeft voorgenomen, niet met tegenzin of gedwongen, want God heeft de blijmoedige gever lief.

In de eerste vier verzen van dit hoofdstuk heeft Paulus opnieuw de gemeente van Korinthe opgeroepen om de gave, waar ze al een jaar eerder mee waren begonnen, te volmaken en gereed te hebben.

Paulus had sterk geroemd over de gemeente van Korinthe bij de gemeenten van Macedonie en wilde niet beschaamd worden.
Ja, het was nu tijd om de gave gereed te hebben!
5 Ik achtte het dus noodzakelijk de broeders op te wekken, van tevoren tot u te gaan en uw vroeger toegezegde milde gave vooraf in gereedheid te brengen zodat zij klaar ligt als een milde gave en niet als een afgeperste gift.
6 (Bedenkt) dit: wie karig zaait, zal ook karig oogsten, en wie mildelijk zaait, zal ook mildelijk oogsten.
7 En ieder doe, naardat hij zich in zijn hart heeft voorgenomen, niet met tegenzin of gedwongen, want God heeft de blijmoedige gever lief.

Ik achtte het dus noodzakelijk de broeders op te wekken, van tevoren tot u te gaan en uw vroeger toegezegde milde gave vooraf in gereedheid te brengen zodat zij klaar ligt als een milde gave en niet als een afgeperste gift.
En zo heeft Paulus “de broeders” opgewekt om “van tevoren” tot de gemeente van Korinthe te gaan, dit om de toegezegende milde gave vooraf in gereedheid te brengen.

Deze broeders werden genoemd en geroemd in hoofdstuk 8: 16- 24.
Onder hen was in ieder geval Titus.

En zo word alles in gereedheid gebracht om de gave tot volheid te brengen.

Fill. 4:
14 Toch hebt gij er goed aan gedaan, te delen in mijn verdrukking.
15 Gij weet het zelf ook wel, Filippenzen; in het begin van mijn evangelieprediking, toen ik uit Macedonie vertrok, heeft geen enkele gemeente met mij in rekening van uitgave en ontvangst gestaan dan gij alleen.
16 Want ook te Tessalonica hebt gij mij een en andermaal ondersteuning gezonden.
17 Niet, dat het mij om de gave te doen zou zijn, maar het is mij te doen om de opbrengst, die als een tegoed op uw rekening aangroeit.

Ja, wat zou deze gave doen?
Het zou een tegoed worden op de rekening van de Korinthiers.
Verder gaat Paulus ook duidelijk spreken over hoe deze gave eruit zou moeten zien. En Paulus zegt dan twee dingen.

A. De gave behoort “mild” te zijn. (De meeste andere vertalingen vertalen dit woord met zegen of zegening)
B. De gave mag “geen afgeperste gift” zijn.

Het woord vertaald “milde” komt van het Griekse woord “eulogia” en dit woord betekent “lof, roem, zegen of zegening”.

Het woord vertaald “afgeperst” komt van het Griekse woord “pleonexia” en dit woord betekent “hebzucht”.

Met deze twee woorden zien we gelijk hoe een ware gave, een goddelijke gave, eruit behoort te zien.
Een ware goddelijke gave is een gave die roem verdient, een gave die voortkomt uit liefde en zorg voor de ander en die niet spreekt van enige vorm van hebzucht.

En zien we dan het ware karakter van deze gave niet terug in het voorbeeld van Jezus, dat Paulus ook aanhaalde in hoofdstuk 8?

2 Korinthe 8:
9 Gij kent immers de genade van onze Here Jezus Christus, dat Hij om uwentwil arm is geworden, terwijl Hij rijk was, opdat gij door zijn armoede rijk zoudt worden.

En in Johannes 3:
16 Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe.

Arm geworden om rijk te maken!
Gegeven om eeuwig leven te krijgen!

Ja, hoe gaf Jezus Zichzelf? In liefde! Als een welriekende offerande aan de Vader.
Als een welriekende gave, uit liefde en om anderen rijk te maken.
En ja, dat is een beeld van onze gaven.
Onze gaven behoren een beeld te dragen van de gave van God, in Christus.

God gaf, om ons rijk te maken.
En zo geven wij om anderen rijk te maken.
Niet afgeperst, maar uit liefde en zorg, om anderen die te weinig hebben te verrijken met onze gaven.

Net zoals Jezus! Net zoals Jezus!
(Bedenkt) dit: wie karig zaait, zal ook karig oogsten, en wie mildelijk zaait, zal ook mildelijk oogsten.
Ja, en als Paulus dan spreekt over deze gave, dan heeft hij een belangrijk woord, een belangrijke waarschuwing! Opdat we niet zouden vergeten!

Karigheid en mildelijkheid worden hier als tegenpolen neergezet.

Het woord “karig” komt van het Griekse woord “pheidomenos” en dit woord betekent “spaarzamelijk”. Met de implicatie van “gierig, krenterig, matig, schraal en weinig”.

We komen dit principe ook tegen in Spreuken.

Spreuken 11:
24 Er zijn er, die uitstrooien en toch nog meer verkrijgen; terwijl anderen meer inhouden dan recht is en toch gebrek lijden.
25 De zegenende ziel wordt overvloedig verkwikt, wie laaft, wordt ook zelf gelaafd.

Spreuken 22:
8 Wie onrecht zaait, zal onheil oogsten; de staf van zijn gramschap zal vergaan.
9 Wie vriendelijk van oog is, die wordt gezegend, omdat hij de behoeftige van zijn brood geeft.

En ja, zo schrijft Paulus, wie karig zaait zal ook karig oogsten!
En ja, zo schrijft Paulus, wie mildelijk zaait, zal ook mildelijk oogsten!

Broeder en zuster, vriend, waar sta jij?
Hoe ben jij geraakt door Zijn liefde die jou rijk heeft gemaakt?
Hoe ben jij geraakt door Zijn liefde die jou eeuwig leven geeft?

Durf jij dat te zien?
Durf jij daarvan de diepgang te zien?
Dan zal je een gever worden! Een mildelijke gever!

Of wil jij je laten beinvloeden door satan?
Dat je beter maar een karige gever kan worden?
Heeft hij jou beinvloed? Beinvloed om de zaken van deze wereld belangrijker te vinden dan Zijn zaken?
En ieder doe, naardat hij zich in zijn hart heeft voorgenomen, niet met tegenzin of gedwongen, want God heeft de blijmoedige gever lief.

En zo komt Paulus tot de woorden “een ieder doe, naardat hij zich in zijn hart heeft voorgenomen, niet met tegenzin of gedwongen”.
Broeder en zuster, dit is geven naar de wil van God.
Ja, hoe heeft God gegeven? Vanuit liefde! Vanuit een Vaderhart!

1 Johannes 3:
16 Hieraan hebben wij de liefde leren kennen, dat Hij zijn leven voor ons heeft ingezet; ook wij behoren dan voor de broeders ons leven in te zetten.

Ja, God geeft uit liefde! En zo behoren wij te geven uit liefde.
Zijn liefde is in ons hart uitgestort. (Romeinen 5: 5)
Dan kan het niet anders dat wij ook een “gever uit liefde” worden!

Het woord vertaald “blijmoedig” komt van het Griekse woord “hilaros” en dit woord betekent “vrolijk en uitbundig”.

Ja, de ware gelovige geeft met vrolijkheid en met uitbundigheid!

Broeder en zuster, geef jij vanuit liefde?
Broeder en zuster, hoe geef jij?
Broeder en zuster, hoeveel geef jij?
Geef jij met vrolijkheid en met uitbundigheid?

Of heeft de satan je hart vervuld?
Zoals Ananias en Saffira hun hart hadden laten vervullen?

Hebreeen 13:
16 En vergeet de weldadigheid en de mededeelzaamheid niet, want in zulke offers heeft God een welgevallen.

----------------------------------------------------------------------------------

Hij nu, die zaad verschaft aan de zaaier en brood tot spijze, zal u uw zaaisel verschaffen en vermeerderen, en het gewas uwer gerechtigheid doen opschieten.

In het eerste deel van dit hoofdstuk heeft Paulus twee belangrijke dingen beschreven.

A. Het was nu tijd voor de gemeente van Korinthe om de gave te volmaken.
Paulus had gepocht over de gemeente van Korinthe bij de gemeenten van Macedonie.
De gemeente had een begin gemaakt met deze gave. En nu was het tijd om deze gave te volmaken.

B. Een gave naar Gods wil was mildelijk en geen afgeperste gift.
En zo zou deze gave komen van een blijmoedige gever. Een gever wiens hart geraakt was door Zijn liefde en nu liefde toonde voor de medegelovigen.

Vandaag, wat doet God in het leven van degene die mildelijk geeft?
Ga je mee?
8 En God is bij machte alle genade in u overvloedig te schenken, opdat gij, in alle opzichten te allen tijde van alles genoegzaam voorzien, in alle goed werk overvloedig moogt zijn,
9 gelijk geschreven staat: Hij heeft uitgedeeld, aan de armen gegeven, zijn gerechtigheid blijft in eeuwigheid.
10 Hij nu, die zaad verschaft aan de zaaier en brood tot spijze, zal u uw zaaisel verschaffen en vermeerderen, en het gewas uwer gerechtigheid doen opschieten,
11 terwijl gij in alles verrijkt wordt tot alle onbekrompenheid, welke door onze bemiddeling dankzegging aan God bewerkt.

En God is bij machte alle genade in u overvloedig te schenken, opdat gij, in alle opzichten te allen tijde van alles genoegzaam voorzien, in alle goed werk overvloedig moogt zijn.

Met de woorden van dit vers wil Paulus laten zien aan de gemeente van Korinthe, als zij een gave doen die mild is en niet afgeperst, hoe groot de kracht van God is in hen en wat God dan gaat doen in hen.
In de genade van de vrijgevigheid is er sprake van een wisselwerking tussen God en de gelovige. Wie met blijdschap geeft zal ook door God gezegend worden.

Kijk eens naar de rijke belofte van Spreuken!!

Spreuken 11:
23 Wat de rechtvaardigen wensen, brengt enkel geluk; wat de goddelozen hopen, loopt uit op toorn.
24 Er zijn er, die uitstrooien en toch nog meer verkrijgen; terwijl anderen meer inhouden dan recht is en toch gebrek lijden.

Ja, en zo getuigd het boek van Spreuken, “er zijn er die uitstrooien en toch meer verkrijgen”.
Dat is de waarheid van het ware geven, het geven vanuit het hart en vanuit liefde.
En dat lazen we ook in vers 6, wie mildelijk zou geven zou ook mildelijk oogsten.
Wat aan God gegeven wordt, in liefde en zorg, zal terugkomen!
Dat is Gods belofte.
En om deze waarheid verder te bevestigen haalt Paulus woorden aan uit Psalm 112.
Gelijk geschreven staat: Hij heeft uitgedeeld, aan de armen gegeven, zijn gerechtigheid blijft in eeuwigheid.

Psalm 112:
1 Halleluja. Welzalig de man, die de Here vreest, die van harte lust heeft in zijn geboden.
2 Zijn nakroost zal machtig zijn op aarde, het geslacht der oprechten zal gezegend worden;
3 Overvloed en rijkdom zijn in zijn huis, zijn gerechtigheid houdt voor immer stand.
4 Voor de oprechten gaat het Licht in de duisternis op, genadig en barmhartig en rechtvaardig.
5 Voorspoedig is de man die zich ontfermt en uitleent, die zijn zaken recht behartigt;
6 Want hij zal nimmer wankelen, tot eeuwige gedachtenis zal de rechtvaardige zijn.
7 Voor een kwaad gerucht zal hij niet vrezen, zijn hart is gerust, vol vertrouwen op de Here;
8 Zijn hart is standvastig, hij vreest niet, terwijl hij met vreugde op zijn vijanden ziet.
9 Hij deelt uit, hij geeft aan de armen, zijn gerechtigheid houdt voor immer stand, zijn hoorn verheft zich in ere.
10 De goddeloze ziet het en ergert zich, hij knarst met de tanden en wordt verteerd; de begeerte der goddelozen gaat teniet.

Ja, wat deed de man die de Here vreesde en van harte lust had in Zijn geboden? (Vers 1)
Wat deed deze mens? Hij gaf, hij deelde uit!
Ja, dit was een gelovige die vrijwillig en vrijgevig gaf.
En wat deed God? Zijn gerechtigheid hield voor eeuwig stand!!

Dat is onze God!
Wie zegent zal gezegend worden.
Wie mild zaait, zal mildelijk oogsten.

Hij nu, die zaad verschaft aan de zaaier en brood tot spijze, zal u uw zaaisel verschaffen en vermeerderen, en het gewas uwer gerechtigheid doen opschieten.

In deze woorden zien we opnieuw de kracht van God in het leven van de vrijgevige gelovige.
God verschaft zaad aan de zaaier.
God verschaft brood tot spijze.
God zal het zaaisel verschaffen en vermeerderen.
God zal het gewas uwer gerechtigheid doen opschieten.

Alle eer en glorie aan God?
Alleen aan God!!
Terwijl gij in alles verrijkt wordt tot alle onbekrompenheid, welke door onze bemiddeling dankzegging aan God bewerkt.

En zo word de ware gelovigen in ALLE dingen verrijkt!
Waartoe? Tot alle onbekrompenheid!!

Het woord vertaald “onbekrompenheid”  komt van het Griekse woord “haplotes” en dit woord betekent “een eenvoud die zichzelf uit in het zoeken van het welzijn van de ander”.
Ja, en zo wordt de ware en vrijgevige gelovige verrijkt! In ALLE dingen verrijkt.

En wat geeft dit alles? Dankzegging aan een Grote en Machtige God!!!
Aanbidding, zonder agenda!

Broeders en zusters. Hoe groot is onze Vader?
Machtig en groot! Hij verrijkt degene die rijk maakt!

En zo heeft Jezus ook gesproken:


Matteus 6:
33 Maar zoekt eerst Zijn Koninkrijk en Zijn gerechtigheid en dit alles zal u bovendien geschonken worden.
34 Maakt u dan niet bezorgd tegen de dag van morgen, want de dag van morgen zal zijn eigen zorgen hebben; elke dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad.

En zo sprak de Geest:

Romeinen 8:
31 Wat zullen wij dan van deze dingen zeggen? Als God voor ons is, wie zal tegen ons zijn?
32 Hoe zal Hij, die zelfs zijn eigen Zoon niet gespaard, maar voor ons allen overgegeven heeft, ons met Hem ook niet alle dingen schenken?


---------------------------------------------------------------------------------------------

Gode zij dank voor zijn onuitsprekelijke gave!

In de laatste verzen, vers 9- 11 hebben we gezien dat God de gelovige die anderen rijk maakt, verrijkt word in ALLE dingen. En ja, zo zal de gelovige die rijkelijk geeft ook rijkelijk gegeven worden!
Ja, de gelovige die mildelijk geeft, zal mildelijk oogsten.

12 Want het dienstbetoon met deze ondersteuning draagt niet alleen bij tot de behoeften der heiligen, maar het is ook overvloedig door vele dankzeggingen aan God.
13 Want door dit duidelijk blijk van hulpbetoon prijzen zij God om uw gehoorzaam belijden van het evangelie van Christus en om uw onbekrompen delen met hen en met allen,
14 terwijl zij ook in hun gebed het verlangen naar u uitspreken om de buitengewone genade Gods, die op u rust.
15 Gode zij dank voor zijn onuitsprekelijke gave!

Want het dienstbetoon met deze ondersteuning draagt niet alleen bij tot de behoeften der heiligen, maar het is ook overvloedig door vele dankzeggingen aan God.

Als we over “het dienstbetoon” spreken, dan spreken we nog steeds over de financiele gave van de gemeente van Korinthe aan de gemeente van Jeruzalem.

En nee, deze ondersteuning was niet alleen om de behoeften der heiligen te vervullen, maar deze ondersteuning zou ook “overvloedig zijn door de vele dankzeggingen aan God”.
Ja, alle eer en lof aan God!

Ja, in alle dingen loven wij God!
Waar komt onze rijkdom vandaan? Van God!

Psalm 112:
1 Halleluja. Welzalig de man, die de Here vreest, die van harte lust heeft in zijn geboden.
2 Zijn nakroost zal machtig zijn op aarde, het geslacht der oprechten zal gezegend worden;
3 Overvloed en rijkdom zijn in zijn huis, zijn gerechtigheid houdt voor immer stand.
4 Voor de oprechten gaat het Licht in de duisternis op, genadig en barmhartig en rechtvaardig.
5 Voorspoedig is de man die zich ontfermt en uitleent, die zijn zaken recht behartigt
6 Want hij zal nimmer wankelen, tot eeuwige gedachtenis zal de rechtvaardige zijn.

Alle goede gaven komen van God. (Jacobus 1: 17)
Bijzonder aan deze gave is ook dat de gemeente van Korinthe hoofdzakelijk bestond uit Heidenen, terwijl de gemeente van Jeruzalem bestond uit gelovigen van een Joodse achtergrond. Dit maakt het al te meer een gave van grote bijzonderheid.
En dit krijgt een diepere betekenis in deze tekst.

Als we goed gaan kijken naar het volgende twee verzen zien we de volledige diepgang van de woorden wat Paulus bedoeld met de woorden “ook overvloedig door vele dankzeggingen aan God”.

Want door dit duidelijk blijk van hulpbetoon prijzen zij God om uw gehoorzaam belijden van het evangelie van Christus en om uw onbekrompen delen met hen en met allen,  terwijl zij ook in hun gebed het verlangen naar u uitspreken om de buitengewone genade Gods, die op u rust.

Ja, wanneer de gelovigen in Jeruzalem het zichtbare bewijs van de liefde van de gelovigen uit de Heidenen zien, zouden zij God danken, niet alleen om de gaven maar ook om de echtheid  van het geloof van deze broeders en zusters.

In dit vers zien we twee belangrijke en zeer essentiele zaken.
(De financiele ondersteuning wordt hier “de blijk van hulpbetoon” genoemd)

1. Voor de ondersteuning die de gemeente van Korinthe aan de gemeente van Jeruzalem zou geven werd God dank toegezegd!
En dan wel specifiek omwille “het gehoorzaam belijden van het evangelie” en om het “onbekrompen delen”.

Wat een prachtige woorden!
Ja, er is dankzegging aan God, dankzegging voor gehoorzaamheid en onbekrompen delen.
De belijdenis van het geloof heeft bij deze gelovigen, van heidense oorsprong, de praktische gehoorzaamheid van geven tot gevolg, doordat zij gehoor geven aan de wil van God om te geven en te delen. En dat aan hun Jodenbroeders!
Dit was bijzonder! Dit was een teken van echte eenheid en echte liefde. Grenzen werden doorbroken!

Lukas 12:
33 Verkoopt uw bezittingen om aalmoezen te geven. Maakt u beurzen, die niet oud worden, een schat, die nooit opraakt, in de hemelen, waar geen dief bij komt en geen mot ze schaadt.
34 Want waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn.


2. De gave die de gemeente van Korinthe zou geven aan de gemeente van Jeruzalem zou bij de gemeente van Jeruzalem een gebed teweegbrengen. Een gebed van verlangen.

Dit is rijkdom!
Ja, de gelovigen in Jeruzalem verlangden naar de gelovigen in Korinthe.
Wat zegt dit over de eenheid en vrede tussen de Joodse en Heidense gemeenten?
En ja, dit is wat Paulus wilde aangeven. Het ging om een ervaren van liefde voor elkaar.

En zo was er eigenlijk een dieper doel in de gave van de gemeente van Korinthe.
Het bracht dankzegging aan God en een verlangen naar de broeders!

En hoe prachtig is dit!
Jood en Heiden die naar elkaar verlangen!
Jezus is waarlijk een vredestichter!

En zo bewerkte de genade van God een gave in de gemeente van Korinthe voor de gemeente van Jeruzalem! En in dit alles lof aan God voor Zijn volmaakte werk!

Gode zij dank voor zijn onuitsprekelijke gave!

En zo wordt God gedankt!
Gedankt voor Zijn onuitsprekelijke gave.
Ja, als we Gods werk onder ogen durven komen dan zien we onuitsprekelijke zaken.
Dit is niet in menselijke woorden of termen te vatten.

En zo werden de Heidense gelovigen volledig dienstbaar aan de Joodse gelovigen.
De Joden hadden gegeven van hun geestelijke goederen en de Heidenen gaven van hun aardse goederen.
Romeinen 15:
25 Maar thans ben ik op reis naar Jeruzalem ten dienste van de heiligen.
26 Want Macedonie en Achaje hebben goedgevonden een handreiking te doen aan de armen onder de heiligen te Jeruzalem.
27 Zij hebben het immers goedgevonden, maar zijn het ook jegens hen verplicht, want indien de heidenen aan hun geestelijke goederen deel hebben gekregen, behoren zij ook met hun stoffelijke goederen hen te dienen.

Ja, nu was de cirkel volledig rond.
Door het evangelie hadden de Joden gedeeld vanuit de geestelijke goederen.
Nu hadden de Heidenen gedeeld vanuit stoffelijke goederen.

Hoe groot is God?
Dank Hem voor Zijn onuitsprekelijke gave!!

Romeinen 11:
33 O diepte van rijkdom, van wijsheid en van kennis Gods, hoe ondoorgrondelijk zijn zijn beschikkingen en hoe onnaspeurlijk zijn wegen!
34 Want: wie heeft de zin des Heren gekend? Of wie is Hem tot raadsman geweest
35 Of wie heeft Hem eerst iets gegeven, waarvoor hij vergoeding ontvangen moet
36 Want uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen: Hem zij de heerlijkheid tot in eeuwigheid! Amen.

Copyright © 2019 Gert-Jan van Zanten · Webdesign by BinR
All Rights Reserved · webbijbel.nl
Hosted by VDX

 

Naar boven