2 Korinthe 1

Aan de gemeente Gods, die te Korinte is.

En zo komen we in de tweede brief aan de gemeente van Korinthe.
We hebben de eerste brief behandeld, en nu gaan we naar de tweede brief.

De eerste brief was vooral een brief waarin Paulus de gemeente liet zien waar ze verkeerd aan het wandelen en handelen waren, en vermaand hij hen tot verandering.
We hebben gezien dat er veel problemen waren in de gemeente, te weten:
1. Er was verdeeldheid in de gemeente. (Hoofdstuk 1- 4)
2. Er was een broeder in de gemeente die seksueel contact had met de vrouw van zijn vader. Deze had uit de gemeente gezet moeten worden. (Hoofdstuk 5)
3. Er waren broeders in de gemeente die elkaar naar de aardse rechtbank brachten. (Hoofdstuk 6)
4. Er was verdeeldheid en scheuring over zaken van vrijheid. (Hoofdstuk 7- 9)
5. Er waren problemen met het avondmaal. (Hoofdstuk 11)
6. Er waren problemen met de hoofdbedekking van de vrouw. (Hoofdstuk 11)
7. Er waren problemen aangaande de geestelijke gaven. (Hoofdstuk 12- 14)
8. Er waren sommigen die de opstanding ontkenden. (Hoofdstuk 15)

En zo gaat Paulus verder. Ga je mee?

1 Paulus, door de wil van God een apostel van Christus Jezus, en Timoteus, de broeder, aan de gemeente Gods, die te Korinte is, met al de heiligen in geheel Achaje:
2 genade zij u en vrede van God, onze Vader, en van de Here Jezus Christus.

Paulus, door de wil van God een apostel van Christus Jezus.
Zoals ook in de eerste brief, schrijft Paulus dat hij een apostel is. En dat door de wil van God.
Dan rijzen er gelijk twee belangrijke vragen, te weten, wat is een apostel? En wat was zijn taak?

Een apostel, Grieks apostolos, betekent "een gevolmachtigde", "een boodschapper" of "iemand uitgezonden met een boodschap".
En ja, dat was Paulus, geroepen door Jezus zelf, Handl. 9: 1- 18, om een apostel te zijn in het bijzonder voor de heidenen.

Ja, en dit was de wil van God. Dit was door God zo bepaald. Is dat niet bijzonder?
Wat laat ons dit zien over God? Dit laat ons zien dat God alles in de juiste plaats en op de juiste manier heeft aangesteld en waarom?
Dit alles zodat mensen zalig konden en kunnen worden.

God heeft werken verricht die vooraf bepaald waren!
Waarom? Omdat God liefde is en niet wil dat iemand verloren gaat.
Ja, Paulus was door de wil van God aangesteld als apostel.

Paulus was één van de dertien apostelen.
En dit betreft een hele specifieke groep van mensen, speciaal door Jezus uitgekozen, om Zijn Woord in de toenmalige wereld te doen uitgaan.
Apostelen en profeten zijn heel specifiek aangesteld om de vroege gemeente te leiden in hun leer en wandel.
De gemeente werd gebouwd op het fundament van de apostelen en de profeten. (Efeze 2: 19- 22)

En zo was Paulus een apostel, door de wil van God, van Christus.
Ja, Paulus en de andere apostelen waren “gevolmachtigde boodschappers” voor God van het tweede verbond. En Jezus was koning en hoofd van dit tweede verbond. (Matt. 28: 18- 20; Efeze 1: 20- 23)

Dat Paulus deze aanhef gebruikt is ook heel belangrijk. Waarom?
Paulus werd niet volledig geaccepteerd als apostel. ( 1 Kor. 9: 1, 2; 2 Kor. 10: 10, 12)

En zo maakt Paulus hier heel sterk duidelijk dat hij een apostel is van Jezus, en dit door de wil van God. (Gal. 1: 1)

En Timoteus, de broeder.

Als Paulus dan deze tweede brief schrijft aan de gemeente van Korinthe, groet hij hen ook van Timoteus.
Timoteus, Handl. 16: 1- 3; 1 Tim. 1: 1- 3; 2 Tim. 1: 1- 5, was een getrouwe medewerker van Paulus. Er is veel door hun samengewerkt.

En Paulus neemt vaak anderen mee in zijn begroetingen aan de gemeenten.
(Koll. 1: 1; 1 Tess. 1: 1; 2 Tess. 1: 1)

Aan de gemeente Gods.

Ja, aan wie behoort de gemeente toe? De gemeente hoort toe aan God. God is de gemeente aan het bouwen, en dat door koning Jezus.
God heeft het koningschap van de gemeente en van alles overgegeven aan Jezus. (Matt. 28: 19- 20)
En zo is Jezus de gemeente gaan bouwen. (Matteus 16: 16- 18)

Die te Korinte is, met al de heiligen in geheel Achaje.
Deze brief werd geschreven aan "de gemeente Gods die in Korinthe was".
En zo is dit de tweede brief aan deze gemeente. We hebben een eerste brief, 1 Korinthe, aan deze gemeente en nu een tweede brief aan deze gemeente.

Het woord vertaald heiligen komt van het Griekse woord “hagios” en dit betekent “apart gezet”.
Ja, als iemand tot wedergeboorte komt, door geloof, bekering en de waterdoop dan wordt iemand toegevoegd aan de gemeente.

We hebben in de eerste brief aan de gemeente van Korinthe gelezen:

1 Korinthe 6:
10 Dwaalt niet! Hoereerders, afgodendienaars, overspelers, schandjongens, knapenschenders, dieven, geldgierigen, dronkaards, lasteraars of oplichters zullen het Koninkrijk Gods niet beerven.
11
En sommigen uwer zijn dat geweest. Maar gij hebt u laten afwassen, maar gij zijt geheiligd, maar gij zijt gerechtvaardigd door de naam van de Here Jezus Christus en door de Geest van onze God.

Ja, er had een proces in het leven van de Korinthiers plaatsgevonden, ze waren afgewassen, (de waterdoop), ze waren geheiligd en ze waren gerechtvaardigd, en dit door de naam van Jezus en door de Geest van God.

En zo is elke gelovige een heilige of geheiligd door de wedergeboorte.

Genade zij u en vrede van God, onze Vader, en van de Here Jezus Christus.

En hoe mooi zijn deze woorden?
De roep naar gelovigen is om zonder zonde te zijn, om zonder zonde te worden. (1 Johannes 2: 1)
Maar wie kan er volledig zonder zonde zijn? Niemand.

En zo komen deze belangrijke, essentiële en levend-makende woorden tot de gemeente van Korinthe en naar ons. "genade en vrede van God, onze Vader en van de Here Jezus Christus".
Wat een rijkdom?
Gelovigen mogen leven vanuit de genade en de vrede die God ons aanbiedt.
En dit alles door middel van Jezus, door middel van het volmaakte offer van Jezus.

God is de volmaakte bron van genade en vrede.
Alleen Hij kan genade en vrede geven.

Hebreeën 4:
14 Daar wij nu een grote hogepriester hebben, die de hemelen is doorgegaan, Jezus, de Zoon van God, laten wij aan die belijdenis vasthouden.
15 Want wij hebben geen hogepriester, die niet kan medevoelen met onze zwakheden, maar een, die in alle dingen op gelijke wijze (als wij) is verzocht geweest, doch zonder te zondigen.
16
Laten wij daarom met vrijmoedigheid toegaan tot de troon der genade, opdat wij barmhartigheid ontvangen en genade vinden om hulp te verkrijgen te gelegener tijd.

Ja, in Christus is een constante bron van genade en van barmhartigheid.
En de gelovige mag naar de troon van genade gaan, om die genade en barmhartigheid te verkrijgen.

De bron van genade is volmaakt en dat leidt naar volmaakte vrede.
Wat een prachtige woorden, gegeven aan de gemeente van Korinthe en aan ons allen die geloven.

Ja, God houdt van ons.
Gelovigen mogen altijd komen naar die rijke bron van genade en van barmhartigheid.
Hij is de God die alles in het werk heeft gesteld, zodat alle mensen het evangelie kunnen horen, en uit de kracht daarvan mogen leven.

Prijs Hem die ons alle geestelijke gaven heeft gegeven, in Jezus Christus.
(Efeze 1: 3- 14)

----------------------------------------------------------------------------------------
Geloofd zij de God en Vader van onze Here Jezus Christus, de Vader der barmhartigheden en de God aller vertroosting.

In vers 1 en 2 van dit hoofdstuk hebben we gezien hoe Paulus zich bij de gemeente voorstelt, als apostel van Jezus Christus, door de wil van God.
Door deze woorden gaf Paulus duidelijk te kennen wie hij was.
Er waren er in de gemeente van Korinthe die het apostelschap van Paulus betwisten, (1 Kor. 9: 1, 2; 2 Kor. 10: 10, 12) en in het eerste vers komt Paulus gelijk met deze krachtige woorden.
Nee, er was geen twijfel! Paulus was door de wil van God een geroepen apostel.

Verder groet hij de gemeente en geeft hen die mooie, prachtige en rijkmakende woorden “genade zij u en vrede van God, onze Vader, en van de Here Jezus Christus”.

En zo gaat Paulus verder. In vers 3 tot 11 gaat Paulus spreken over de verdrukking die Christenen ten deel vallen, en daaraan gekoppeld de vertroosting die God geeft.
Vers 3 tot 11 is eigenlijk een lied. Een lied dat spreekt over de grote barmhartigheden en vertroostingen die God Zijn kinderen geeft in het lijden en de strijd van het leven.

Ga je mee?

3 Geloofd zij de God en Vader van onze Here Jezus Christus, de Vader der barmhartigheden en de God aller vertroosting,
4 die ons troost in al onze druk, zodat wij hen, die in allerlei druk zijn, troosten kunnen met de troost, waarmede wijzelf door God vertroost worden.
5 Want gelijk het lijden van Christus overvloedig over ons komt, zo valt ons door Christus ook overvloedig vertroosting ten deel.

Geloofd zij de God en Vader van onze Here Jezus Christus, de Vader der barmhartigheden en de God aller vertroosting.
Het woord vertaald “barmhartigheden” komt van het Griekse woord “oiktirmos” en dit woord betekent “medelijden”, “erbarmen” of “mededogen”.
Het woord vertaald “vertroosting” komt van het Griekse woord “paraklesis” en dit woord betekent “iemand heel dicht bij je roepen”, met de reden om aan te moedigen, te vertroosten, op te beuren, perspectief te bieden en met iemand te gaan.

En ja, dat is onze God, Hij is groot in barmhartigheid en groot in vertroosting.
Hoe prachtig en hoe rijk is de gelovige in God? Hoe rijk zijn de beloften van Hem in het leven van de gelovige? Alleen maar rijkdom, vrede en een rust voor de toekomst.
Psalm 86:
15 Maar Gij, Here, zijt een barmhartig en genadig God, lankmoedig en rijk aan goedertierenheid en trouw.
16 Wend U tot mij en wees mij genadig, verleen uw knecht uw sterkte, verlos de zoon van uw dienstmaagd.

Ja, vele Schriftplaatsen getuigen van de grote en rijke barmhartigheden van God.
En deze zijn rijkmakend! Ja, Hij lijdt met ons mee.

Zijn barmhartigheden gaan met ons, elke dag weer opnieuw. En hoe komen deze barmhartigheden tot ons? Door geloof en vertrouwen?
Geloof en vertrouwen in Hem!

Aangaande vertroosting:

Psalm 94:
18 Als ik dacht: Mijn voet wankelt dan ondersteunde mij uw goedertierenheid, o Here.
19 Bij de veelheid van mijn gedachten in mijn binnenste verkwikten uw vertroostingen mijn ziel.

En zoals we in deze passage zien. De Psalmschrijver geeft aan dat hij iets dacht!
En wat dacht hij? Als hij dacht dat zijn voet wankelde, dan ondersteunde de goedertierenheid van God hem en de gedachten van zijn binnenste waren een verkwikking,  door de vertroosting, voor de ziel.

Dit is de rijkdom van het kind van God.
Hij weet zich verkwikt.
Het woord verkwikt is vertaald van het Hebreeuwse  woord “shaa” en dit woord betekent “strijken” of “insmeren” “verblind worden”, en daarna verlustigen, vermaken en vrolijk zijn.

Wat een prachtige woorden!
Gelovige, ja, dit is het deel van de gelovige. Ja, strijd en moeite, daar wordt de gelovige verblind voor en hij verlustigd zich in de Here zijn God.
Zelfs in strijd en moeite is er voor de gelovige een verlustiging, een vermaken en een vrolijk zijn.

En zo zegt David:

Psalm 23:
4 Zelfs al ga ik door een dal van diepe duisternis, ik vrees geen kwaad, want Gij zijt bij mij; uw stok en uw staf, die vertroosten mij.
5 Gij richt voor mij een dis aan voor de ogen van wie mij benauwen; Gij zalft mijn hoofd met olie, mijn beker vloeit over.
6 Ja, heil en goedertierenheid zullen mij volgen al de dagen van mijn leven; ik zal in het huis des Heren verblijven tot in lengte van dagen.

Het kind van God weet zich gesterkt door de barmhartigheden en vertroostingen van een volmaakte Vader en gaat in rust en vrede.
Die ons troost in al onze druk, zodat wij hen, die in allerlei druk zijn, troosten kunnen met de troost, waarmede wijzelf door God vertroost worden.

Het woord vertaald “druk” komt van het Griekse woord “thlipsis” en dit woord betekent “een drukking” ofwel samenpersen, verdrukking, kwelling of benauwdheid.

Dit woord spreekt over de strijd die Christenen moeten ondergaan.
En zoals Jezus sprak:

Johannes 16:
33 Dit heb Ik tot u gesproken, opdat gij in Mij vrede hebt. In de wereld lijdt gij verdrukking, maar houdt goede moed, Ik heb de wereld overwonnen.

1 Petrus 4:
12 Geliefden, laat de vuurgloed, die tot beproeving dient, u niet bevreemden, alsof u iets vreemds overkwame.

Ja, gelovigen worden verdrukt. Gelovigen worden vervolgd. Gelovigen komen in benauwde situaties. In deze verdrukkingen zal Vader ons barmhartig zijn en vertroosten.
En als gelovigen dan vertroost worden door God, dan zullen zij elkaar met deze zelfde vertroosting vertroosten.

Ja, Vader geeft vertroosting, zodat wij vertroosting kunnen doorgeven aan elkaar, als Zijn kinderen.

Hij komt tot de gelovigen met barmhartigheid en vertroosting, zo leren de gelovigen om ook tot elkaar te komen met barmhartigheid en vertroosting.

Wat lezen we over Petrus?
Lukas 22:
31 Simon, Simon, zie, de satan heeft verlangd ulieden te ziften als de tarwe,
32 maar Ik heb voor u gebeden, dat uw geloof niet zou bezwijken. En gij, als gij eenmaal tot bekering gekomen zijt, versterk dan uw broederen.

Ja, toen Petrus door zijn verzoeking was gekomen kon hij de broeders versterken.
Dit is wat gelovigen voor elkaar doen.
Ze vertroosten en versterken elkaar.

Broeder en zuster, vriend, help jij je broeder? Je zuster?  Je naaste?
Want gelijk het lijden van Christus overvloedig over ons komt, zo valt ons door Christus ook overvloedig vertroosting ten deel.

Ja, voor de ware gelovigen zijn er twee waarheden. 1), de gelovige zal delen in het lijden van Christus en 2), maar de gelovige zal ook delen in de vertroosting in Christus.

Gelovige, lezen we deze woorden?
Lijden is een deel van ons leven? Waarom?
In de eerste plaats omdat een ware gelovige de werken van het vlees gaat doden. En dat betekent strijd!

In de tweede plaats zal dat weerstand van een wereld geven die hier niets mee van doen wil hebben. En nee, veel mensen willen daar niets mee hebben.

Maar gelovige, wees vertroost en wees bemoedigt!

2 Tess. 2:
16 En Hij, onze Here Jezus Christus, en God, onze Vader, die ons heeft liefgehad en ons eeuwige troost en goede hoop door zijn genade verleend heeft,
17 trooste uw harten, en make ze sterk in alle goed werk en woord.

In deze passage lezen we over een “eeuwige troost en goede hoop” door Zijn genade verleend. Dit zijn prachtige woorden!
Woorden die spreken van leven, woorden die spreken van hoop en van rust.

En dat is onze God. Onze God geeft ons een eeuwige vertroosting.
Dat is Gods belofte aan ons.

En God geeft ons goede hoop, elke dag weer opnieuw.
En dat geeft ons moed! Dat laat ons blijven op de weg van geloof.

Eeuwige troost en goede hoop.
Dat is Zijn belofte aan Zijn kinderen.

Ga je mee?
Laat ons strijden, het vlees doden en blijven staan, ook al komt er strijd en gehoon.

------------------------------------------------------------------------------------
Worden wij verdrukt, het is u tot troost en heil; worden wij getroost, het is u tot een troost.

In vers 3 tot 5 van dit hoofdstuk hebben we gezien hoe Paulus woorden heeft gedeeld aangaande de verdrukkingen die Christenen ondergaan, maar ook heeft hij gewezen op de rijke barmhartigheden en rijke vertroostingen die Christenen ook ten deel vallen.

Vers 3 tot 5 zijn een deel van een groter geheel, vers 3- 11, en vandaag zullen we verder stilstaan als Paulus verder spreekt over dit onderwerp en hier nog meer diepgang aan geeft.
6 Worden wij verdrukt, het is u tot troost en heil; worden wij getroost, het is u tot een troost, die zijn kracht toont in het doorstaan van hetzelfde lijden, dat ook wij ondergaan.
7 En onze hoop voor u is wel gegrond, want wij weten, dat gij evenzeer aan de vertroosting deel hebt als aan het lijden.
8 Want wij willen u niet onkundig laten, broeders, van de verdrukking, die ons in Asia overkomen is: bovenmate en boven vermogen hebben wij een zware last te dragen gehad, zodat wij zelfs aan ons leven wanhoopten;
9 ja, voor eigen besef achtten wij ons als ter dood verwezen, opdat wij niet op onszelf vertrouwen zouden stellen, maar op God, die de doden opwekt.

Worden wij verdrukt, het is u tot troost en heil; worden wij getroost, het is u tot een troost, die zijn kracht toont in het doorstaan van hetzelfde lijden, dat ook wij ondergaan.

In deze woorden van Paulus zien we hoe lijden niet zinloos is. Lijden heeft een doel en lijden heeft een zegen.
Lijden heeft niet alleen een beloning in de toekomst, (Rom. 8: 17, 18; Fill. 3: 10, 11) het heeft ook een doel in het heden, dat bestaat in de troost en het heil van hen die gelovig zijn.

Het woord troost zijn we al tegengekomen in vers 3 tot 5, maar het woord heil wordt hier geïntroduceerd. Het woord heil, vertaald uit het Grieks “soteria” betekent “bevrijding”.
En zo wordt de verdrukking van de apostelen tot troost en tot bevrijding van de Christenen.

Deze bevrijding mogen we begrijpen dat een gelovige niet vast word gehouden in verdrukking, maar de ware gelovige wordt daarvan bevrijd en in de ruimte van rust en vrede gebracht.
Dit door de kennis dat God en Zijn macht met de gelovige is.

Psalm 23:
4 Zelfs al ga ik door een dal van diepe duisternis, ik vrees geen kwaad, want Gij zijt bij mij; uw stok en uw staf, die vertroosten mij.
5 Gij richt voor mij een dis aan voor de ogen van wie mij benauwen; Gij zalft mijn hoofd met olie, mijn beker vloeit over.
6 Ja, heil en goedertierenheid zullen mij volgen al de dagen van mijn leven; ik zal in het huis des Heren verblijven tot in lengte van dagen.

Hier is de ware kracht van de gelovige. Een grote Vader die met de gelovige is.
En zo wordt het hoofd gezalfd met olie en de beker die vloeit over.
Dit zijn beelden van rijkdom.

We lezen over Paulus:

2 Tim. 4:
16 Bij mijn eerste verdediging heeft niemand mij bijgestaan, maar allen hebben mij in de steek gelaten - het worde hun niet toegerekend;
17 doch de Here heeft mij ter zijde gestaan en kracht gegeven, zodat door mij de verkondiging tot haar recht gekomen is en al de heidenen haar hebben kunnen horen; en ik ben uit de muil van de leeuw verlost.
18 De Here zal mij beveiligen tegen alle boos opzet en behouden in zijn hemels Koninkrijk brengen. Hem zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid! Amen.

En ja, elke keer mocht Paulus weer getuigen van uitreddingen, en zo werden de gelovigen vertroost en bevrijd in hun lijden en in hun strijd.

En zo spreekt Paulus over “hetzelfde lijden” wat de gelovigen overkomt. In datzelfde lijden is Paulus een troost, een troost die haar kracht toont in het doorstaan van hetzelfde lijden.
En onze hoop voor u is wel gegrond, want wij weten, dat gij evenzeer aan de vertroosting deel hebt als aan het lijden.

En ja, zo had Paulus een hoop die gegrond was!
Wat was die hoop? Deze hoop refereert naar de woorden van vers 6.
In vers 6 had Paulus uitgesproken dat de vertroostingen van Paulus zijn kracht vond in het feit dat de Korinthiers vertroosting en bevrijding vonden in zijn voorbeeld. En daar was Paulus zeker van aangaande de Korinthiers.
Paul wist dat de kracht van zijn voorbeeld doorwerkte in de gelovigen. En zo deelden ze in het lijden, in de vertroostingen en in de bevrijding.

Het woord vertaald “gegrond” wordt vertaald van het Griekse woord “bebaios” en dit woord betekent “stevig of vast”.  Ja, Paulus was zeker van dit feit.

Hoe prachtig is dit? Hoe prachtig is het om uit te spreken dat een voorbeeld van de ene, een krachtbron wordt voor de ander!

En ja, dan geeft Paulus aan, zoals de Korinthiers deel hadden aan de vertroosting van Paulus hadden de gelovigen ook een deel in zijn lijden.

In deze laatste woorden van dit vers draait Paulus de redenatie om. Als zij een deel hadden in zijn vertroostingen, dan ook in zijn lijden.
Ja, en zo is de cirkel helemaal rond.
Delen in het lijden betekent delen in de vertroosting, en delen in de vertroosting betekent delen in het lijden.

Dit alles is een onderdeel van het ware Christelijke leven!
Samen, met elkaar en voor elkaar, in voorspoed en in tegenspoed, een voorbeeld voor elkaar en een krachtbron voor elkaar.

Dit is de sleutel tot het ware geloofsleven.

Want wij willen u niet onkundig laten, broeders, van de verdrukking, die ons in Asia overkomen is: bovenmate en boven vermogen hebben wij een zware last te dragen gehad, zodat wij zelfs aan ons leven wanhoopten; ja, voor eigen besef achtten wij ons als ter dood verwezen

En ja, in dit vers gaat Paulus de gemeente een deelgenoot maken van een lijden dat hem recentelijk is overkomen. Dit alles gebeurde in Asia.

We weten niet precies wat dit was, maar we zien wel dat Paulus aangeeft dat het een hele sterke verdrukking was. Een verdrukking die hij beschrijft als “bovenmate”, als “boven vermogen”, als “een zware last”, als “een verdrukking waarin zij zelfs aan het leven wanhoopten” en als  “ter dood verwezen”.
Ja, dit spreekt over een zware verdrukking. Een verdrukking die “ter dood” was.

In al deze woorden zien we hoe ware gelovigen zaken kunnen meemaken die als een “zeer zware last” kunnen ervaren worden. Die ervaren kunnen worden alsof het einde nabij is.

En toch mogen gelovigen weten:

1 Korinthe 10:
13 Gij hebt geen bovenmenselijke verzoeking te doorstaan. En God is getrouw, die niet zal gedogen, dat gij boven vermogen verzocht wordt, want Hij zal met de verzoeking ook voor de uitkomst zorgen, zodat gij ertegen bestand zijt.

Dit is de belofte van God!
Hij laat ons niets meemaken wat we niet kunnen dragen, maar brengt altijd een uitkomst.

We lezen in Psalm 68:
20 Geprezen zij de Here. Dag aan dag draagt Hij ons; die God is ons heil. [sela]
21 Die God is ons een God van uitreddingen, bij de Here Here zijn uitkomsten tegen de dood.

Ja, onze God draagt ons en hij brengt uitreddingen en bij de Here Here zijn uitkomsten tegen de dood. Dit is God! Onze God! Dit is Vader! Onze Vader!

Opdat wij niet op onszelf vertrouwen zouden stellen, maar op God, die de doden opwekt.

En ja, zo zien we dat alles wat Paulus in vers 8 en het eerste deel van vers 9 beschrijft een duidelijk doel had. En dit is een heel belangrijk doel!
Het doel was dat Paulus moest leren, door deze zaken heen, om niet in lijden op zichzelf te vertrouwen maar op de Here, die de doden opwekt.

Dit zijn hele belangrijke woorden voor alle gelovigen.
Dit is waarom gelovigen niet bang moeten zijn voor het lijden en de strijd van het ware geloofsleven. Daarin ligt een diepere betekenis! Daarin ligt een rijke betekenis!
Een betekenis die de ware gelovige niet wil missen!

In die zin kan God zich pas echt laten zien als er menselijk gezien geen hoop meer is! Als de dood in de ogen staat, dan kan God zichzelf krachtig laten zien!
En dat zien we beschreven in vers 8 en het eerste deel van vers 9. Er was menselijk gezien geen hoop meer. De apostel keek de dood in de ogen.

Maar toen kwam God en hij werd gered.
Dat is onze God.

Gelovigen, laten wij niet bang zijn voor lijden, want lijden brengt een rijke zegen!
Lijden brengt ons in vertroosting. Lijden brengt ons bevrijding en lijden brengt ons in een totale afhankelijke houding van Hem. Lijden brengt een dieper geloof en een dieper vertrouwen. Lijden drijft ons verder van onszelf vandaan en dichter naar Hem.

Ja, God is groter dan doodsgevaar!
Zoals de tekst aangeeft, God kan doden opwekken, en zo kan God zeker redden uit doodsgevaar.

Denk ook aan Daniel! En wees een Daniel!

Psalm 18:
31 Gods weg is volmaakt; des Heren woord is zuiver. Hij is een schild voor allen die bij Hem schuilen.
32 Want wie is God behalve de Here, wie is een rots buiten onze God?
33 Die God, die mij met kracht omgordt en mijn weg effen maakt;
34 Die mijn voeten maakt als die der hinden en mij op mijn hoogten doet staan;
35 Die mijn handen oefent ten strijde, zodat mijn armen een koperen boog spannen.

40 Gij hebt mij aangegord met kracht tot de strijd, Gij deedt onder mij bukken wie tegen mij opstonden;
41 Gij deedt mijn vijanden mij de rug toekeren, en mijn haters verdelgde ik.


Broeders en zusters, laten wij geloven. Laten wij niet bang zijn voor lijden, want vertroosting en bevrijding zal ons deel zijn. Hij omgordt met kracht en maakt een effen weg.
Tot lof en glorie van Zijn grote naam!

----------------------------------------------------------------------------------------------

En Hij heeft ons uit zulk een groot doodsgevaar verlost en zal ons verlossen.

Ja, in de vorige verzen heeft Paulus gesproken over het lijden wat hem was overkomen in Asia. En hij beschrijft dat als “bovenmate”, als “boven vermogen”, als “een zware last”, als “een verdrukking waarin zij zelfs aan het leven wanhoopten” en als  “ter dood verwezen”.

Maar Paulus mocht daar gelijk aan koppelen dat God een God is die macht en kracht heeft in al deze situaties, zelfs een situatie van doodsgevaar.
Ja, God is een God die doden opwekt. En als God kan opwekken uit de doden, dan kan God redden uit doodsgevaar!
10 En Hij heeft ons uit zulk een groot doodsgevaar verlost en zal ons verlossen: op Hem hebben wij onze hoop gevestigd, [dat] Hij ons ook verder verlossen zal,
11 terwijl ook gij ons te hulp komt met uw voorbede, opdat uit veler mond voor de genade, ons geschonken, veelvuldig dank gebracht worde voor ons.

En Hij heeft ons uit zulk een groot doodsgevaar verlost en zal ons verlossen: op Hem hebben wij onze hoop gevestigd, [dat] Hij ons ook verder verlossen zal.

In dit vers komen we drie keer het woord “verlost” of “verlossen” tegen.
Dit woord komt van het Griekse woord “rhuomai” en dit woord betekent “tot zich trekken”, en bij implicatie, redden, bevrijden, bewaren en beschermen.

Ja, dat is onze God en Vader!
Ja, in doodsgevaar trekt Hij ons naar Hem toe, Hij redt, Hij bevrijd, Hij bewaart en Hij beschermt.

En ja, zoals dit vers ons voorgaat, op Hem stellen wij onze hoop, Hij kan verlossen.

1 Samuel 7:
12 En Samuel nam een steen en stelde die op tussen Mispa en Sen; hij gaf hem de naam Eben-haezer, en zeide: Tot hiertoe heeft ons de Here geholpen.
13 Zo werden de Filistijnen vernederd en drongen het gebied van Israel niet meer binnen. De hand des Heren was tegen de Filistijnen al de dagen van Samuel,
14 En de steden die de Filistijnen aan Israel ontnomen hadden, kwamen opnieuw aan Israel, van Ekron af tot Gat toe; en Israel ontrukte het daarbij behorende gebied aan de macht der Filistijnen. Ook was er vrede tussen Israel en de Amorieten.

Ja, Samuel mocht getuigen van de grootheid en verlossing van God met die woorden, “tot hiertoe heeft ons de Here geholpen”.
En ja, de Filistijnen, de grote vijand, werd vernederd!
Kan God redden uit doodsgevaar? Absoluut! Samuel is onze levende getuige.

1 Samuel 17:
37 Ook zeide David: De Here, die mij gered heeft uit de klauwen van leeuw en beer, Hij zal mij ook redden uit de hand van deze Filistijn. En Saul zeide tot David: Ga, en de Here zal met u zijn.

David mocht getuigen van de grootheid en de verlossing van God met die woorden, “de Here, die mij gered heeft uit de klauwen van leeuw en beer, Hij zal mij ook redden uit de hand van deze Filistijn”.
En ja, Goliath de grote vijand, werd totaal vernederd en gedood!
Kan God redden uit doodsgevaar? Absoluut! David is onze levende getuige.
2 Petrus 2:
7 maar de rechtvaardige Lot, die zwaar te lijden had onder de losbandige wandel dier zedelozen, heeft behouden
8 - want deze rechtvaardige heeft, onder hen wonende, dag aan dag zijn rechtvaardige ziel gekweld door het zien en horen van hun tegen alle wet ingaande werken -
9 dan weet de Here de godvruchtigen uit de verzoeking te verlossen en de onrechtvaardigen te bewaren om hen op de dag des oordeels te straffen.

Ja, God kan de godvruchtigen verlossen.
Hij kan bevrijding geven. Hij kan bevrijden uit de verzoeking.
Ja, Lot was in Sodom en Gomorrah, Sodom en Gomorrah werden volledig verwoest, en Lot werd gered.
Lot is een levende getuige!

Terwijl ook gij ons te hulp komt met uw voorbede, opdat uit veler mond voor de genade, ons geschonken, veelvuldig dank gebracht worde voor ons.

Ja, en zo mocht Paulus getuigen van “de verlossing Gods”.
Daaraan gekoppeld spreekt Paulus in dit vers over het feit dat de gemeente van Korinthe hem te hulp kwam met hun voorbede. En daaraan gekoppeld noemt Paulus, “opdat uit veler mond voor de genade ons geschonken veelvuldig dank gebracht worde voor ons”.

Ja, Paulus is dankbaar voor de voorbede van de gelovigen in Korinthe.
Deze voorbede is essentieel in het leven van gelovigen.
Voorbede, het bidden voor elkaar, is essentieel.

Romeinen 15:
30 Maar, broeders, ik vermaan u bij onze Here Jezus Christus en bij de liefde des Geestes, om samen met mij te worstelen in den gebede voor mij tot God,
31 opdat ik behoed worde voor de weerspannigen in Judea, en dat mijn dienstbetoon voor Jeruzalem gunstig worde opgenomen door de heiligen,
32 opdat ik, in blijdschap tot u gekomen met Gods wil, mij tezamen met u verkwikken moge.

We zien verdere voorbeelden van voorbede in:
Handl. 12: 5; Efeze 6: 18- 20; Fill. 1: 19; Koll. 5: 3; 1 Tess. 5: 25; 2 Tess. 3: 1; Filemon 22; Hebr. 13: 18; Jacobus 5: 16- 18

En de belangrijke vraag is, wat bedoeld Paulus met de woorden “opdat uit veler mond voor de genade ons geschonken veelvuldig dank gebracht worde voor ons”.

Genade staat in de Bijbel voor drie verschillende zaken.
1. De genade die God geeft aan zondaren om vergeving van zonden te brengen. (Efeze 2: 8, 9)
2. De genade (taak) die apostelen en anderen verleend waren om de gemeente op te bouwen en te dienen. (Efeze 3: 1- 13)
3. Genade als een gift in de algemene zin. (In deze passage de verlossing die van God kwam als een gift voor Paulus en de gelovigen)

Het is wat lastig om precies te bepalen naar welke genade Paulus hier refereert.
Enerzijds kan het nummer 3 zijn omdat dit de context is van deze verzen.
Anderzijds kan het ook nummer 2 zijn, dit omdat hier de prediking van het evangelie centraal staat. En in die prediking had Paulus een strijd te voeren.
In dit zin kan het nog een tweedeling zijn van nummer 2 en 3.

Als we naar de context kijken dan zien we opnieuw hoe de tekst, vers 3- 11, spreekt over de grote strijd, verzoekingen die Paulus en de gelovigen ten deel was gevallen.
Maar in die strijd en verzoeking was de gave van God, verlossing, vertroosting en barmhartigheid overvloedig. En dit alles ook door de voorbede van de gelovigen.

Broeders en zusters, vrienden, wat een prachtig beeld van onze grote God en Vader.
Hij is werkelijk onze kracht en onze sterkte.

Psalm 121:
1 Een bedevaartslied. Ik hef mijn ogen op naar de bergen: vanwaar zal mijn hulp komen?
2 Mijn hulp is van de Here, die hemel en aarde gemaakt heeft.
3 Hij zal niet toelaten, dat uw voet wankelt, uw Bewaarder zal niet sluimeren.
4 Zie, de Bewaarder van Israel sluimert noch slaapt.
5 De Here is uw Bewaarder, de Here is uw schaduw aan uw rechterhand.
6 De zon zal u des daags niet steken, noch de maan des nachts.
7 De Here zal u bewaren voor alle kwaad, Hij zal uw ziel bewaren.
8 De Here zal uw uitgang en uw ingang bewaren van nu aan tot in eeuwigheid.

Broeders en zusters, vrienden, hoe groot en machtig is onze God?
Laten we op Hem vertrouwen. Laten we in voorbede voor elkaar leven en elkaar dienen.

En zo, vanaf vers 3 tot 11, zien we een prachtig lied over Gods vertroostingen, barmhartigheden en bevrijdingen voor de gelovige, de ware gelovige.

Psalm 68:
20 Geprezen zij de Here. Dag aan dag draagt Hij ons; die God is ons heil.
21 Die God is ons een God van uitreddingen, bij de Here Here zijn uitkomsten tegen de dood.

----------------------------------------------------------------------------------------------

Want dit is onze roem, het getuigenis van ons geweten.

In de voorgaande verzen, vers 3- 11, hebben we een lofzang gelezen over de grootheid van God, als Zijn kinderen door strijd en moeite gaan dan geeft God barmhartigheid, vertroosting en bevrijding.

Hoe krachtig en hoe mooi zijn deze woorden!
Hoe bemoedigend als wij soms ook door moeilijke tijden heengaan!
12 Want dit is onze roem, het getuigenis van ons geweten, dat wij in heiligheid en reinheid Gods, niet in vleselijke wijsheid, maar in de genade Gods, in de wereld verkeerd hebben, in het bijzonder ten opzichte van u.
13 Want wij schrijven u niets anders dan wat gij leest of ook begrijpt, ja, ik hoop, dat gij het volkomen zult begrijpen,
14 gelijk gij reeds ten dele van ons hebt begrepen: dat wij uw roem zijn, evenals gij de onze op de dag van onze Here Jezus.

Want dit is onze roem, het getuigenis van ons geweten, dat wij in heiligheid en reinheid Gods, niet in vleselijke wijsheid, maar in de genade Gods, in de wereld verkeerd hebben, in het bijzonder ten opzichte van u.

Wat een prachtige woorden!
Paulus geeft een getuigenis, en deze getuigenis moet ten diepste ook onze getuigenis zijn.
Een roem! En wat was deze roem? Een getuigenis van het geweten, dat zij in heiliging en reinheid in de wereld verkeerd hebben.

Het geweten. Wat kunnen we daar over schrijven?

Het geweten speelt in de Bijbel een belangrijke rol. (1 Tim. 1: 5; 1 Tim. 3: 9; 1 Tim. 4: 2; 2 Tim. 3: 15; Titus 1: 15)

1 Tim. 1:
18 Deze opdracht vertrouw ik u toe, mijn kind Timoteus, overeenkomstig de profetieen, die vroeger aangaande u zijn uitgesproken, opdat gij, u daarnaar richtend, de goede strijd strijdt
19 met geloof en met een goed geweten. Omdat sommigen dit hebben verworpen, heeft hun geloof schipbreuk geleden.
20 Tot hen behoren Hymeneus en Alexander, die ik aan de satan heb overgegeven, opdat hun het lasteren worde afgeleerd.

Ja, het geweten is een gave van God aan de mens. En dit geweten dat spreekt.
En als we dan naar Paulus kijken dan spreekt hij over een roem, en die roem was dat zijn geweten een getuigenis gaf van heiligheid en reinheid.
Ja, dat is waar het om gaat om het leven van een gelovige, heiligheid en reinheid.

Het woord heilig, dat hier wordt gebruikt, komt van het Griekse woord “haplotes” en dit woord betekent “eenvoud en oprechtheid”. En ja, die eenvoud en oprechtheid die uit zich in een zuiver en rein leven in relatie met God. (Rom. 12: 1)

Het woord rein komt van het Griekse woord “heilikrineia” en dit woord betekent “zuiver en rein”.

Ja, dit is hoe Paulus in het leven stond. En hij koppelt daaraan dat hij niet in vleselijke wijsheid wandelt maar in de genade van God.
Hoe mooi is dit?
Een leven wandelend in geestelijke wijsheid, geestelijke volwassenheid, geestelijke reinheid en in de genade van God.

Romeinen 12:
1 Ik vermaan u dan, broeders, met beroep op de barmhartigheden Gods, dat gij uw lichamen stelt tot een levend, heilig en Gode welgevallig offer: dit is uw redelijke eredienst.
2 En wordt niet gelijkvormig aan deze wereld, maar wordt hervormd door de vernieuwing van uw denken, opdat gij moogt erkennen wat de wil van God is, het goede, welgevallige en volkomene.


En zo had Paulus in de wereld geleefd en nog op een meer bijzondere manier aan de gemeente van Korinthe.
Want wij schrijven u niets anders dan wat gij leest of ook begrijpt, ja, ik hoop, dat gij het volkomen zult begrijpen, gelijk gij reeds ten dele van ons hebt begrepen: dat wij uw roem zijn, evenals gij de onze op de dag van onze Here Jezus.

We zien in dit vers twee gedachten, die aan elkaar zijn gekoppeld.
De eerste gedachte is dat Paulus de gemeente van Korinthe heeft aangeschreven  en dat hij wil dat zij dit volkomen begrijpen, en ze hadden dit ten dele ook begrepen.

De tweede gedachte die Paulus daaraan koppelt is dat Paulus en de andere leiders de roem zijn van de gemeente van Korinthe en de gemeente van Korinthe is de roem van Paulus en de andere leiders.

Als we de eerste gedachte nader overdenken zien we dat Paulus de gemeente van Korinthe een brief had geschreven.
En ja, we weten dat in ieder geval de eerste brief aan Korinthe hen was geschreven.
Wat was het doel van dit schrijven geweest? Het doel van dit schrijven was geweest dat zij het geschrevene volkomen zouden begrijpen.

En dit is belangrijk om te overdenken.
De brieven van het nieuwe Testament waren geen vrijblijvende brieven.
Het doel van deze brieven was dat de woorden van de brieven begrepen werden.

En ja, het doel van de eerste brief aan Korinthe was correctie. Er waren veel problemen die correctie nodig hadden in de gemeente van Korinthe, te weten:
1. Er was verdeeldheid in de gemeente. (Hoofdstuk 1- 4)
2. Er was een broeder in de gemeente die seksueel contact had met de vrouw van zijn vader. Deze had uit de gemeente gezet moeten worden. (Hoofdstuk 5)
3. Er waren broeders in de gemeente die elkaar naar de aardse rechtbank brachten. (Hoofdstuk 6)
4. Er was verdeeldheid en scheuring over zaken van vrijheid. (Hoofdstuk 7- 9)
5. Er waren problemen met het avondmaal. (Hoofdstuk 11)
6. Er waren problemen met de hoofdbedekking van de vrouw. (Hoofdstuk 11)
7. Er waren problemen aangaande de geestelijke gaven. (Hoofdstuk 12- 14)
8. Er waren sommigen die de opstanding ontkenden. (Hoofdstuk 15)

Als we de tweede gedachte verder overdenken zien we dat Paulus de roem was van de gemeente van Korinthe en de gemeente van Korinthe was de roem van Paulus.

Laten we deze gedachten overdenken.

A. Hoe was Paulus de roem van de gemeente van Korinthe?

De gemeente van Korinthe was begonnen door het werk van Paulus. (Handl. 18: 1- 17)
Paulus was 1.5 jaar in deze stad om het Woord van God te verkondigen. (Handl. 18: 11)

Ja, de gemeente van God was door Paulus begonnen en voortgezet.
Hij had voor deze gemeente gezorgd en gestreden. (2 Kor. 1: 6)
Deze zorg gaf verdrukking voor Paulus. Maar Paulus accepteerde deze verdrukking.

2 Kor. 1:
6 Worden wij verdrukt, het is u tot troost en heil; worden wij getroost, het is u tot een troost, die zijn kracht toont in het doorstaan van hetzelfde lijden, dat ook wij ondergaan.

Ja, zoals Paulus aan de gemeente van Tessalonisenzen getuigde:
1 Tess.
5 Want wij hebben ons nooit afgegeven met vleitaal, zoals gij weet, of met ( enig) baatzuchtig voorwendsel; God is getuige!
6 Ook zochten wij geen eer bij mensen, noch van u, noch van anderen, hoewel wij als apostelen van Christus ons hadden kunnen laten gelden;
7 maar wij gedroegen ons in uw midden vriendelijk, zoals een moeder haar eigen kinderen koestert.
8 Zo waren wij, in onze grote genegenheid voor u, bereid u niet alleen het evangelie Gods, maar ook ons eigen leven mede te delen, daarom, dat gij ons lief geworden waart.
9 Want gij herinnert u, broeders, onze moeite en inspanning. Terwijl wij nacht en dag werkten, om niemand uwer lastig te vallen, hebben wij u het evangelie van God gepredikt.
10 Gij zijt getuigen, en God, hoe vroom, rechtvaardig en onberispelijk wij ons bij u, die gelooft, gedragen hebben.
11 Gij weet trouwens, hoe wij, als een vader zijn eigen kinderen, u hoofd voor hoofd vermaanden, aanmoedigden,
12 en betuigden te blijven wandelen, Gode waardig, die u roept tot zijn eigen Koninkrijk en heerlijkheid.

Ja, Paulus was als een moeder en een vader voor de gemeenten.
Zijn enige zorg was de reinheid en heiligheid voor de gemeenten, en Paulus en andere apostelen en leiders zouden alles doen om dit te bewerkstelligen. (Fill. 2: 17, 18, 19- 30)

En zo was Paulus de roem van deze gemeente.

B. Hoe was de gemeente van Korinthe de roem van Paulus op de dag van Christus?

De gemeenten waren gebouwd op het fundament van de apostelen en de profeten. (Efeze 2: 19- 22)

Paulus en anderen lagen het fundament, 1 Kor. 3: 1- 23, en zo had Paulus ook het fundament gelegd in en voor de gemeente van Korinthe.

Als de gemeente van Korinthe trouw zou blijven aan de leer van de apostelen, zouden zij behouden worden in de dag van Christus en werden ze de roem van Paulus.

1 Tess. 2:
19 Want wie is onze hoop of blijdschap of erekrans voor onze Here Jezus bij zijn komst, wie anders dan gij?
20 Ja, gij zijt onze eer en blijdschap.

Fill. 2:
14 Doet alles zonder morren of bedenkingen,
15 opdat gij onberispelijk en onbesmet moogt zijn, onbesproken kinderen Gods te midden van een ontaard en verkeerd geslacht, waaronder gij schijnt als lichtende sterren in de wereld,
16 het woord des levens vasthoudende, mij ten roem tegen de dag van Christus, dat ik niet vruchteloos (mijn wedloop) gelopen, noch vruchteloos mij ingespannen heb.

Ja, op de dag van Christus zou de gemeente van Korinthe de roem zijn van Paulus, dit als zij trouw bleven aan God en Zijn Woord.

-----------------------------------------------------------------------------------------
En in dit vertrouwen had ik mij voorgenomen (reeds) vroeger tot u te komen, opdat gij andermaal een genadegift mocht ontvangen.

In de voorgaande verzen, vers 12- 14, heeft Paulus gesproken over zijn roem, de getuigenis van het geweten, dat Paulus in alle heiligheid en reinheid had gewandeld en in het bijzonder voor de gemeente van Korinthe.
En dit was belangrijk. Waarom?
Dit was belangrijk omdat, in de volgende verzen, wordt duidelijk dat sommigen in de gemeente Paulus er van beschuldigden dat hij geen ware apostel was. Dit door de woorden dat hij vleselijk wandelde.

Ook op andere plaatsen zal het duidelijk gaan worden dat er een beschuldiging was naar Paulus. (2 Kor. 10: 1- 2) En er waren anderen die Paulus zijn werk moeilijk maakte, schijnapostelen. (1 Kor. 15: 11)
Ja, Paulus moest zich verdedigen.

Daaraan gekoppeld spreekt Paulus over het principe dat het zijn diepste verlangen was, dat wat hij hen had geschreven, dat zij dat zouden begrijpen en dat deden ze ten dele al.

Ja, ook benadrukt Paulus dat de gemeente door het werk van Paulus was gesticht, de gemeente van Korinthe was de roem van Paulus en Paulus was de roem van deze gemeente. Er was een band!

15 En in dit vertrouwen had ik mij voorgenomen (reeds) vroeger tot u te komen, opdat gij andermaal een genadegift mocht ontvangen,
16 en ik had over uw stad naar Macedonie willen gaan, om van Macedonie weder tot u te komen en door u voortgeholpen te worden voor mijn reis naar Judea.
17 Heb ik dan door mij dit voor te nemen in lichtvaardigheid gehandeld? Of, indien ik plannen maak, doe ik dit dan naar het vlees, zodat het bij mij tegelijk is: ja ja, en neen neen?
18 Bij de trouw van God: ons spreken tot u is niet: ja en neen!

En in dit vertrouwen had ik mij voorgenomen (reeds) vroeger tot u te komen, opdat gij andermaal een genadegift mocht ontvangen.
Ja, in het vertrouwen, van elkaars roem, had Paulus zich voorgenomen om reeds eerder te komen en dit om een genadegift te brengen.
Het woord genadegift komt van het Griekse woord “charis” en dit woord betekent “iets dat blijdschap, vreugde, genot, charme en lieflijkheid schenkt”.

Ja, Paulus wilde deze gelovigen een gave geven.

Romeinen 1:
11 Want ik verlang u te zien om u enige geestelijke gave mede te delen tot uw versterking,
12 dat is te zeggen: onder u mede bemoedigd te worden door elkanders geloof, van u zowel als van mij.

Romeinen 15:
29 En ik weet, dat ik bij mijn komst te uwent met een volle zegen van Christus zal komen.
30 Maar, broeders, ik vermaan u bij onze Here Jezus Christus en bij de liefde des Geestes, om samen met mij te worstelen in den gebede voor mij tot God,
31 opdat ik behoed worde voor de weerspannigen in Judea, en dat mijn dienstbetoon voor Jeruzalem gunstig worde opgenomen door de heiligen,
32 opdat ik, in blijdschap tot u gekomen met Gods wil, mij tezamen met u verkwikken moge.

De genadegaven die in deze passages besproken worden zijn gaven die gelovigen elkaar geven als deel van de gemeenschap die ze met elkaar delen.
Zoals hierboven in Romeinen 1, “om bemoedigd te worden door elkaars geloof”, of zoals in Romeinen 15, “om tezamen verkwikt te worden”.

(Zie ook: Spreuken 25: 13; 1 Kor. 16: 18; 2 Kor. 7: 13; 1 Tess. 3: 6- 10; 2 Tim. 1: 16; Filemon 7, 20)

Paulus wilde opnieuw door elkaar verkwikt en bemoedigd worden.

En ik had over uw stad naar Macedonie willen gaan, om van Macedonie weder tot u te komen en door u voortgeholpen te worden voor mijn reis naar Judea.

Ja, Paulus had een plan!
Een plan om via de gemeente van Korinthe naar Macedonie te gaan, vandaar weer terug naar Korinthe om vandaar weer verder te gaan naar Judea.
En Paulus spreekt dan over “om door u voortgeholpen te worden”.

Eerder, in de eerste brief aan de gemeente van Korinthe, had Paulus zijn reisplannen al gedeeld.

1 Korinthe 16:
5 En ik zal tot u komen, wanneer ik Macedonie doorgereisd ben, want ik zal de reis door Macedonie doen,
6 maar dan zal ik mij mogelijk bij u langer ophouden, misschien wel de winter doorbrengen, zodat gij mij kunt voorthelpen, wanneer ik verder reis.
7 Want ik wil u thans niet in het voorbijgaan bezoeken, want ik hoop enige tijd bij u te blijven, als de Here het toestaat.

Paulus had al een beroep gedaan op hun hulp in de eerste brief en doet dat nu weer.

Heb ik dan door mij dit voor te nemen in lichtvaardigheid gehandeld?

Vanuit dit vers begrijpen we dat er een mate van conflict was tussen Paulus en de gemeente van Korinthe. De gemeente van Korinthe twijfelden aan de plannen en woorden van Paulus.

Het woord vertaald “lichtvaardigheid” komt van het Griekse woord “elaphria” en dit woord betekent “lichtzinnig”. Het woord lichtzinnig, in ons gebruik ervan, betekent “om ergens niet goed bij na te denken”, of “iets dat niet werkelijk overdacht is”. Ofwel, “onverantwoord handelen”.

Ja, Paulus had zijn reisplannen gedeeltelijk aangepast, maar had dit zeker niet lichtzinnig gedaan.
Of, indien ik plannen maak, doe ik dit dan naar het vlees, zodat het bij mij tegelijk is: ja ja, en neen neen?

Uit deze woorden zien we dat er sommigen waren in de gemeente van Korinthe die geloofden dat Paulus plannen maakte die voortkwamen uit eigen vleselijke beslissingen.

We zien dit ook in hoofdstuk 10:

2 Korinthe 10:
1 Maar ik, Paulus, doe een beroep op u bij de zachtmoedigheid en de vriendelijkheid van Christus, ik, die in persoonlijk verkeer schuchter ben, maar op een afstand een groot woord heb tegen u;
2 ik zou (u) echter willen vragen, dat ik bij mijn komst geen groot woord zal moeten hebben in dat zelfvertrouwen, dat ik meen mij te kunnen veroorloven tegenover sommigen, die van mening zijn, dat wij naar het vlees leven.

Ja, er waren er sommigen in de gemeente van Korinthe die Paulus bestempelden als iemand die naar het vlees wandelde.
En Paulus spreekt dit krachtig tegen.

Daarom hebben we in vers 12 al gelezen, “Want dit is onze roem, het getuigenis van ons geweten, dat wij in heiligheid en reinheid Gods, niet in vleselijke wijsheid, maar in de genade Gods, in de wereld verkeerd hebben, in het bijzonder ten opzichte van u”.

Nee, Paulus leefde niet naar het vlees. Paulus leefde naar de Geest en hij kon getuigen van zijn roem, de getuigenis van zijn geweten. Dat zij in heiligheid en reinheid voor God gewandeld hadden en bleven wandelen.

En zo was het bij Paulus geen ja en nee! Het was of ja! Of het was nee!

Bij de trouw van God: ons spreken tot u is niet: ja en neen!

En zo bevestigd Paulus opnieuw de waarheid van zijn apostelschap en zijn bediening, “bij de trouw van God”, is het spreken tot de gemeente  van Korinthe niet ja en neen!
Nee, het is of JA! Of het is NEE!

En dit alles bevestigd door geliefde en belangrijke woorden, “bij de trouw van God”.

En zo begint Paulus zijn krachtige betoog om te laten zien wie hij werkelijk is.
Hij is een apostel van God en aangesteld door God. En hij was iemand die kon getuigen van het feit dat hij een roem had, de roem van zijn geweten dat hij heilig en rein had gewandeld met God, door Zijn genade.
------------------------------------------------------------------------------------
Want hoevele beloften Gods er ook zijn, in Hem is het: Ja; daarom is ook door Hem het: Amen, tot eer van God door ons.

In de voorgaande verzen hebben we gezien hoe Paulus door een aantal woorden en retorische vragen aangeeft dat hij iemand is die een ware apostel van God is.

Paulus schrijft, “Want dit is onze roem, het getuigenis van ons geweten, dat wij in heiligheid en reinheid Gods, niet in vleselijke wijsheid, maar in de genade Gods, in de wereld verkeerd hebben, in het bijzonder ten opzichte van u”.

Paulus wandelde een heilige en reine wandel!

En daaraan gekoppeld, in zijn reisplannen voor de gemeente van Korinthe, hij had niet lichtvaardig gehandeld. Er was gehandeld vanuit waarheid en vanuit de genade van God.

Zijn laatste woorden, van vers 18, waren, bij de trouw van God: ons spreken tot u is niet: ja en neen!

En door die woorden geeft Paulus aan dat er bij God geen ruimte is voor ja en nee.
Bij God is het of ja, of nee. En zo wat het ook bij Paulus. Ook bij Paulus was geen ruimte voor ja en nee. Paulus stond rein in zijn (reis)plannen voor en met de gemeente van Korinthe.

19 Immers, de Zoon van God, Christus Jezus, die in uw midden verkondigd is door ons, door mij, door Silvanus en door Timoteus, was niet: ja en neen, maar in Hem was het: Ja.
20 Want hoevele beloften Gods er ook zijn, in Hem is het: Ja; daarom is ook door Hem het: Amen, tot eer van God door ons.
21 Hij nu, die ons met u bevestigt in de Gezalfde en ons heeft gezalfd, is God
22 die ook zijn zegel op ons gedrukt en de Geest tot onderpand in onze harten gegeven heeft.

Immers, de Zoon van God, Christus Jezus, die in uw midden verkondigd is door ons, door mij, door Silvanus en door Timoteus, was niet: ja en neen, maar in Hem was het: Ja.

Vanuit de woorden van vers 18, “bij de trouw van God: ons spreken tot u is niet: ja en neen”, gaat Paulus nu verder.

Er is bij God geen sprake van ja en nee. De zaken aangaande God zijn altijd een JA.
Hoe weten we dat? Het bewijs is de Zoon van God, die was in hun midden verkondigd!
Hij is het bewijs van Gods trouw aan de mensheid.
Ja, de Zoon van God is gekomen. De Zoon van God is gestorven! De Zoon van God is opgestaan! Is God trouw? God is zeker trouw!

En nu, in relatie tot de gemeente van Korinthe, Christus Jezus was onder de Korinthiers verkondigd en dit was niet met een ja of nee. Nee, was er alleen maar sprake van “JA”.

Silvanus:
1 Tess. 1: 1; 2 Tess. 1: 1 en mogelijk 1 Petrus 5: 12.
(Handl. 15: 27, 32, 40, Handl. 18: 5 etc, in deze passages word Silvanus Silas genoemd)

Timoteus:
In Handelingen 16 vers 1 word Timoteus voor de eerste keer genoemd en we komen hem vrij regelmatig tegen.

De reden dat zij hier genoemd worden is dat een deel waren van het ontstaan van deze gemeente. (Handl. 18: 1- 5)
Want hoevele beloften Gods er ook zijn, in Hem is het: Ja; daarom is ook door Hem het: Amen, tot eer van God door ons.

Ja, en als het dan gaat om de beloften van God, dan is het ook een JA.

Kijk eens naar Abraham! Heeft God Zijn beloften vervuld? JA.
Kijk eens naar Isaac en Jacob! Heeft God Zijn beloften vervuld? JA.
Kijk eens naar Noach! Heeft God Zijn beloften vervuld? JA.
Kijk eens naar David! Heeft God Zijn beloften vervuld? JA.
Kijk eens naar Daniel! Heeft God Zijn beloften vervuld? JA.
En nu, in relatie tot de gemeente van Korinthe, als alle beloften van God ja zijn, waarom zou Paulus, als ware afgezant van God en deze beloften ineens ja en nee spreken?
Dat was onmogelijk.
Nee, alle beloften van God waren Ja en Amen. En dit alles tot eer van God.

Het woord vertaald “amen” komt van het Griekse woord “amen” en betekent “iets dat stevig is”. Of “het is waar”.

En zo was ook de reis van Paulus een reis van ja en amen.
En dit alles tot eer van God.

Hij nu, die ons met u bevestigt in de Gezalfde en ons heeft gezalfd, is God.

Ja, wie heeft de gelovigen in Korinthe, met de apostelen, bevestigd in de gezalfde? God.
Door wie waren de gelovigen in Korinthe gezalfd? God.

Door deze woorden laat Paulus op een nog sterkere wijze zien wat de trouw van God heeft gedaan. Door de trouw van God zijn de apostelen en de gelovigen bevestigd in de Gezalfde en ook gezalfd.

Het woord vertaald “bevestigd” komt van het Griekse woord “bebaiooo” en dit woord betekent “stevig maken”, of bevestigen, of sterken.

Ja, door wie waren de apostelen en de gelovigen “stevig gemaakt in de Gezalfde”?
Dat was door God? Stevig gemaakt in Christus, door God de Vader.

Hoe wordt iemand “bevestigd” in de gezalfde? Sterk gemaakt in de gezalfde?
Dit gebeurd als iemand wederom geboren wordt.

1 Johannes 2:
19 Zij zijn van ons uitgegaan, maar zij waren uit ons niet; want indien zij uit ons geweest waren, zouden zij bij ons gebleven zijn: maar aan hen moest openbaar worden, dat niet allen uit ons zijn.
20 Gij echter hebt een zalving van de Heilige en gij weet dat allen.

Het principe van zalving vinden we terug in het oude Testament.
Priesters werden gezalfd. (Ex. 40: 15; Num. 3: 3)
Koningen werden gezalfd. (1 Samuel 10: 1; 1 Samuel 15: 17; 2 Samuel 5: 17; 2 Samuel 12: 7)
De tabernakel werd gezalfd. (Num. 7: 1)
Dit gebeurde als zij officieel aangesteld werden.

En zo ook aan gelovigen. Gelovigen worden gezalfd, officieel aangesteld als Christen, als zij door geloof, bekering en de waterdoop toegevoegd worden aan de gemeente. (Handl. 2: 37- 47)

Ja, als gelovigen, door de waterdoop, bekleed worden met Christus worden zij “bevestigd” en “sterk gemaakt” in de gezalfde, in Christus.
Ja, gelovigen, als zij wederom geboren worden, worden ze sterk gemaakt door het bloed van Christus. Vergeven in Christus, door Zijn bloed.

Die ook zijn zegel op ons gedrukt en de Geest tot onderpand in onze harten gegeven heeft.
Het woord vertaald “onderpand” dat in deze passage gebruikt word komt  van het Griekse woord “arrhabon” en dit woord betekent “een pand” of “handgeld”.

Wat is een pand of handgeld? Dit is geld dat bij aankopen wordt gegeven als eerste aanbetaling ten teken dat het volle bedrag later betaald zal worden.

(We zien een beeld hiervan in Genesis 38: 17- 20)


En ja, die gelovigen die door geloof, bekering en doop worden toegevoegd aan de gemeente die krijgen de Heilige Geest. (Handl. 2: 38; 5: 32; 1 Kor. 12: 13; Efeze 3: 14- 21)

Door middel van een zegel (afdruk van een zegel of zegelring) markeerde men in de oudheid zijn eigendomsrecht of gaf men aan een brief of voorwerp een bewijs van echtheid, authenticiteit, mee.

Zo is de verzegeling met de Heilige Geest een goddelijke gebeurtenis waarin God Zijn kinderen verzegeld.

Efeze 1:
13 In Hem zijt ook gij, nadat gij het woord der waarheid, het evangelie uwer behoudenis, hebt gehoord; in Hem zijt gij, toen gij gelovig werdt, ook verzegeld met de Heilige Geest der belofte,
14 die een onderpand is van onze erfenis, tot verlossing van het volk, dat Hij Zich verworven heeft, tot lof zijner heerlijkheid.

(Zie ook: 2 Kor. 5: 5)

Deze verzegeling met Gods Geest is niet alleen een teken van God eigendomsrecht, zij is tevens het onderpand van het toekomstige heil dat de gelovigen te wachten staat.

Hier staat dat als beeld van de Heilige Geest die gelovigen worden gegeven bij de wedergeboorte.
Als gelovigen door de wedergeboorte de Heilige Geest krijgen is die een “pand of handgeld” en dit bevestigd dat zij, als zij trouw aan God blijven, het eeuwige leven zullen ontvangen.

--------------------------------------------------------------------------------------------
Maar ik roep God aan tot getuige over mijn ziel, dat ik om u te sparen niet meer naar Korinte ben gekomen.

De voorgaande verzen, 12 tot 22, dienden om de betrouwbaarheid van de apostel en zijn medewerkers ten aanzien van de gemeente van Korinthe te bevestigen en het verwijt van lichtvaardigheid teniet te doen. Ja, Paulus had zijn reisplannen veranderd en dit was in vraag gesteld. En zo moest hij zijn apostelschap verdedigen.

In de volgende twee verzen en de eerste vier verzen van het volgende hoofdstuk geeft Paulus aan waarom zijn reisplannen veranderd zijn.

23 Maar ik roep God aan tot getuige over mijn ziel, dat ik om u te sparen niet meer naar Korinte ben gekomen.
24 Niet, dat wij heerschappij voeren over uw geloof; neen, wij zijn medewerkers aan uw blijdschap, want door het geloof staat gij vast.

Maar ik roep God aan tot getuige over mijn ziel, dat ik om u te sparen niet meer naar Korinte ben gekomen.

Ja, hoe tegenstrijdig het ook klinkt, hij is niet naar Korinthe gekomen, dit om hen te sparen!
Het woord vertaald “om u te sparen” komt van het Griekse woord “pheidomai” en dit woord betekent “sparen, ontzien, zich onthouden van”.

En in deze woorden roept hij God aan als zijn getuige over zijn ziel. Ja, God is zijn getuige, in deze woorden.
(Rom. 1: 9; 9: 1; 2 Kor. 11: 11, 31; Gal. 1: 20; Fill. 1: 8; 1 Tess. 2: 5)
Paulus weet dat wanneer hij komt, hij moet optreden tegen hen die in zonde leven, en tegen de gehele gemeente omdat zij vele verkeerde zaken hadden toegelaten.
Als Paulus komt dan kan hij niet omkijken en doen alsof er niets aan de hand is.

Niet, dat wij heerschappij voeren over uw geloof; neen, wij zijn medewerkers aan uw blijdschap, want door het geloof staat gij vast.

En ja, sommigen van de gemeente van Korinthe zouden nu de vraag kunnen stellen wat Paulus zich wel allemaal niet verbeeld dat hij zo over hen spreekt.
Bepaald hij wat goed is voor hen?
In 1 Korinthe 3 had Paulus al beschreven wat zijn relatie was tot de gemeente, en dit als een apostel van God.
1 Korinthe 3:
5 Wat is dan Apollos? Of wat is Paulus? Dienaren, door wie gij tot geloof gekomen zijt, en wel zoals de Here dit aan een ieder geschonken heeft.
6 Ik heb geplant, Apollos heeft begoten, maar God gaf de wasdom.
7 Daarom, noch wie plant, noch wie begiet, betekent iets, maar God, die de wasdom geeft.
8 Wie plant en wie begiet, staan gelijk; alleen zal elk zijn eigen loon krijgen naar zijn eigen werk.
9 Want Gods medearbeiders zijn wij; Gods akker, Gods bouwwerk zijt gij.

Ja, Paulus was een apostel van God door wie de Korinthiers tot geloof waren gekomen.
Paulus had gepland en andere hadden water gegeven.
En zo, Paulus voerde geen heerschappij over het geloof van de Korinthiers. Nee, hij was een medearbeider.
Wat was Paulus? Een medewerker aan hun geloof. (1 Kor. 3: 9)

Wat schrijft Paulus aan de gemeente van Tessalonisenzen?
1 Tess. 3:
6 Ook zochten wij geen eer bij mensen, noch van u, noch van anderen, hoewel wij als apostelen van Christus ons hadden kunnen laten gelden;
7 maar wij gedroegen ons in uw midden vriendelijk, zoals een moeder haar eigen kinderen koestert.
8 Zo waren wij, in onze grote genegenheid voor u, bereid u niet alleen het evangelie Gods, maar ook ons eigen leven mede te delen, daarom, dat gij ons lief geworden waart.
9 Want gij herinnert u, broeders, onze moeite en inspanning. Terwijl wij nacht en dag werkten, om niemand uwer lastig te vallen, hebben wij u het evangelie van God gepredikt.
10 Gij zijt getuigen, en God, hoe vroom, rechtvaardig en onberispelijk wij ons bij u, die gelooft, gedragen hebben.
11 Gij weet trouwens, hoe wij, als een vader zijn eigen kinderen, u hoofd voor hoofd vermaanden, aanmoedigden,
12 en betuigden te blijven wandelen, Gode waardig, die u roept tot zijn eigen Koninkrijk en heerlijkheid.

Broeders en zusters, vrienden, Paulus was als een vader en een moeder voor de gemeenten.
En zo was Paulus een medewerker aan hun geloof.
En zelf stonden ze door het geloof.

En zo wilde Paulus naar hen toekomen.
Maar nu was dit uitgesteld. Uitgesteld om hen te sparen.

Copyright © 2019 Gert-Jan van Zanten · Webdesign by BinR
All Rights Reserved · webbijbel.nl
Hosted by VDX

 

Naar boven