1 Korinthe 9

In hoofdstuk 8 hebben we een duidelijk beeld meegekregen dat Christenen hun broeders en zusters horen voor te gaan als het gaat over “gewetenskwesties”.
Christenen moeten niet voor eigen rechten kiezen, maar voor de rechten van hun broeders en zusters. De liefde moet overwinnen.
Romeinen 15:
1 Wij, die sterk zijn, moeten de gevoeligheden der zwakken verdragen en niet onszelf behagen.
2 Ieder onzer trachte zijn naaste te behagen, ten goede, tot opbouwing.


Ware gelovigen willen elkaar niet tot aanstoot zijn, in die zaken, gerelateerd aan het geweten. In hoofdstuk 8 ging van specifiek over het wel of niet eten van vlees dat eerst aan een afgod was geofferd.

Paulus eindigde het achtste hoofdstuk met de woorden, “Daarom, indien wat ik eet, mijn broeder aanstoot geeft, wil ik in eeuwigheid geen vlees meer eten, om mijn broeder geen aanstoot te geven”.
In dit hoofdstuk, hoofdstuk 9, gaat Paulus voorbeelden geven uit zijn eigen leven waar hij zijn “rechten” niet liet gelden omwille van broeders en omwille het evangelie.

Ga je mee?

-------------------------------------------------------------------------------------------------

Indien ik voor anderen geen apostel ben, voor u toch zeker wel; want het zegel op mijn apostelschap zijt gij in de Here.

1 Korinthe 9:
1 Ben ik niet vrij? Ben ik geen apostel? Heb ik niet Jezus, onze Here, gezien? Zijt gij niet mijn werk in de Here?
2 Indien ik voor anderen geen apostel ben, voor u toch zeker wel; want het zegel op mijn apostelschap zijt gij in de Here.
3 Dit is mijn verdediging tegen hen, die zich een oordeel over mij aanmatigen

Ben ik niet vrij? Ben ik geen apostel? Heb ik niet Jezus, onze Here, gezien? Zijt gij niet mijn werk in de Here?

Ja, wie was Paulus?
Was hij een vrij mens in Christus? Ja. (1 Kor. 9: 19)
Was Paulus een apostel? Ja. (Handl. 9: 15)
Heeft Paulus Jezus gezien? Ja. (Handl. 26: 16;  1 Kor. 15: 8- 11)
Was de gemeente van Korinthe het werk van Paulus? Ja. (1 Kor. 4: 14- 15)
(Wanneer heeft Paulus Jezus gezien? Op de weg naar Damascus heeft Paulus Christus gezien, Handl. 26: 16;  1 Kor. 15: 8)
(Paulus had ook de tekenen van een apostel, tekenen en wonderen. Romeinen 15: 18, 19; 2 Kor. 12: 12)

En zo zien we dat Paulus deze dingen noemt om uiteindelijk aan te gaan tonen dat hij veel rechten had. Ja, dit waren retorische vragen om aan te geven dat Paulus veel rechten had.
Maar Paulus had geen van deze rechten gebruikt, zoals het verdere van dit hoofdstuk laat zien. En we gaan dan ook beter begrijpen waarom hij deze rechten niet gebruikte.
Indien ik voor anderen geen apostel ben, voor u toch zeker wel; want het zegel op mijn apostelschap zijt gij in de Here.

Niet voor een ieder was Paulus een apostel. Sommigen hadden een oordeel over hem.
(Vers 3)

En ja, als anderen zouden zeggen, waar hij niet gewerkt had en waar zijn tekenen als apostel niet geschied waren, dat Paulus geen apostel dan was nog enigsins te begrijpen.
Maar Paulus had in Korinthe gewerkt. (Handl. 18: 1- 17)
De gemeente van Korinthe was het zegel op het apostelschap van Paulus.
Het woord “zegel” komt van het Griekse woord “sphragis” en dit woord betekent “een zegel”, met een zegel werden brieven gesloten om zo de zekerheid van de inhoud te bevestigen en zo is de betekenis van dit woord “dat iets bevestigd is”, “dat iets vastgelegd is”, “dat iets zeker is”.

Ja, de gemeente van Korinthe was de bevestiging van het apostelschap van Paulus.
Hij had deze gemeente gesticht en bovenal hij had gaven gegeven die alleen de apostelen konden geven. (1 Kor. 1: 7)
Dit is mijn verdediging tegen hen, die zich een oordeel over mij aanmatigen
Ja, en dit alles was de verdediging van Paulus tegenover hen die een andere oordeel over hem hadden. (We hebben deze aanklacht ook gezien in 4: 18 en we gaan dit zien in 2 Kor. 10: 12; 2 Kor. 11: 5, 12, 13; 2 Kor. 12: 11)
Paulus kon heel duidelijk laten zien dat hij een geroepen apostel van Christus was.
Al het bewijsmateriaal was aanwezig.
God had alles openbaar gemaakt. Het stond vast.
Paulus was een apostel.

En ja, de verdediging van Paulus was dat hij 1) Ben ik niet vrij? 2) Ben ik geen apostel? 3) Heb ik niet Jezus, onze Here, gezien? en 4) Zijt gij niet mijn werk in de Here?

Ja, Paulus was een apostel, gezonden door en van God.
En dat gaf hem rechten. Dat gaf hem bevoegdheden.

------------------------------------------------------------------------------------------

Hebben wij geen bevoegdheid?

In de eerste drie verzen van dit hoofdstuk heeft Paulus duidelijk bewijs gegeven van het feit dat hij vrij was in Christus, dat hij een geroepen apostel was, dat Hij Christus had gezien en dat de gemeente van Korinthe het zegel van zijn apostelschap was.
En ja, dat bracht “bevoegdheden” met zich mee.
Dat gaf “rechten”, en dat word het thema van de volgende verzen.

1 Korinthe 9:
4 Hebben wij geen bevoegdheid om te eten en te drinken?
5 Hebben wij geen bevoegdheid om een zuster als vrouw mede te nemen gelijk ook de andere apostelen en de broeders des Heren en Kefas?
6 Of hebben alleen ik en Barnabas geen bevoegdheid om vrij te blijven van handenarbeid?

Hebben wij geen bevoegdheid om te eten en te drinken?

Beginnende in dit vers gaat Paulus laten zien dat zij die waarlijk Gods werkers zijn “bevoegdheden” hebben, maar deze niet altijd gebruiken omwille van het evangelie.
Omwille de zaak van God.

Het woord “bevoegdheid” komt van het Griekse woord “exousia” en dit woord betekent “recht van keuze” en “vrijheid om te doen zoals iemand wenst”.

Paulus had de gemeente van Korinthe nooit gevraagd om hem te ondersteunen, om te kunnen eten en te drinken, waar hij wel “dit recht” had. (Vers 13- 14)
Waarom had Paulus dit recht? Omdat de gemeente van Korinthe “zijn werk” of “zijn zegel” was.

Als Paulus dan spreekt over zijn rechten zien dit allemaal samenkomen in vers 15, “Ik voor mij heb hiervan echter niet het minste gebruik gemaakt”.
En vers 18, “Wat is dan mijn loon? Dit: door mijn evangelieprediking het evangelie om niet te mogen brengen, en zo van mijn bevoegdheid als evangelieprediker geen gebruik te maken”.

Ja, Paulus had de bevoegdheid om ondersteund te worden door de gemeente van Korinthe, maar had van “dat recht” geen gebruik gemaakt.

Dit gehele stuk staat in het licht van “recht van bevoegdheid” maar om dit niet te gebruiken.
Dit laat zien, 1) in hoeverre Paulus een ware apostel was, en 2) dat hij niemand tot een aanstoot wilde zijn.

Hebben wij geen bevoegdheid om een zuster als vrouw mede te nemen gelijk ook de andere apostelen en de broeders des Heren en Kefas?


Ja, had Paulus en andere werkers geen recht om een zuster als vrouw mede te nemen?
Ja, dat hadden ze! De andere apostelen en de broeders des Heren en Kefas hadden ook een vrouw.

Maar opnieuw, Paulus had “dit recht”, maar had dit niet gebruikt.

(Kefas is een andere naam voor Petrus, Johannes 1: 43, Petrus was een getrouwde man. (Matt. 8: 14)

Of hebben alleen ik en Barnabas geen bevoegdheid om vrij te blijven van handenarbeid?

Ja, Paulus en Barnabas waren evangelisten en toch voerden zij handenarbeid uit.
Moesten ze dit zo doen? Nee.
Deden ze dit toch? Ja.
Waarom? Ten dienste van het evangelie. (Vers 12- 18)

Paulus was een tentenmaker. (Handl. 18: 3; 1 Kor. 4: 12)

Dit alles laat zien hoe ver Paulus wilde gaan in zijn dienstbaarheid aan God en aan de gemeente. Dit was het thema van hoofdstuk 8 en dit zal het thema blijven tot aan het einde hoofdstuk 10.

En ja, broeders en zusters, hoe ver gaan wij om “onze bevoegdheden te laten gelden”?
Of geven wij voorrang aan het welzijn van het evangelie en de broeders, de gemeente?

Durven wij ons die vraag te stellen en te overdenken?
Tot lof en eer van Zijn gemeente.

Want in de wet van Mozes staat geschreven: Gij zult een dorsende os niet muilbanden.

In vers 4- 6 van dit hoofdstuk hebben we gezien dat Paulus en Barnabas bevoegdheden hadden waar ze geen gebruik van hadden gemaakt.
Dit alles omdat ze dienstbaar wilden zijn aan de gemeente en om geen aanstoot te zijn aangaande het evangelie van Jezus Christus aan hun broeders en zusters.

In de volgende drie verzen gaat Paulus op dit principe verder.
1 Korinthe 9:
7 Wie doet ooit dienst in het leger en betaalt zijn eigen soldij? Wie plant een wijngaard zonder van de vrucht daarvan te eten? Of wie weidt een kudde en geniet niet van de melk der kudde?
8 Spreek ik hier soms van menselijk standpunt, of spreekt ook de wet niet van deze dingen?
9 Want in de wet van Mozes staat geschreven: Gij zult een dorsende os niet muilbanden. Bemoeit God Zich soms met de ossen?

Wie doet ooit dienst in het leger en betaalt zijn eigen soldij?

Een eerste belangrijke vraag: Wie doet er ooit dienst in het leger en betaald zijn eigen soldij? Niemand! Dit alles wordt betaald door het leger.

Wie plant een wijngaard zonder van de vrucht daarvan te eten?

Een tweede belangrijke vraag: Wie plant een wijngaard zonder van de vrucht daarvan te eten? Niemand! Een ieder eet van zijn eigen wijngaard.

Of wie weidt een kudde en geniet niet van de melk der kudde?


Een derde belangrijke vraag: Of wie weidt een kudde en geniet niet van de melk der kudde?
Niemand! Een ieder die een kudde weit, die geniet mee van de melk.

Drie belangrijke vragen die maar één antwoord hebben. Niemand!

In het leger krijgt iemand soldij, wie een wijngaard plant die eet mee van de vrucht en wie een kudde weidt die geniet mee van de melk.
Dit is zoals het gaat en zoals het hoort.

Spreek ik hier soms van menselijk standpunt, of spreekt ook de wet niet van deze dingen?

En nu een volgende belangrijke vraag.
Zijn dit vragen vanuit een menselijk standpunt? Zijn dit vragen van een vleselijke natuur?
Ja, dat zijn het. Maar spreekt de wet (van Mozes) ook niet over deze principes?
En het antwoord is: Ja. (vers 9)
Want in de wet van Mozes staat geschreven: Gij zult een dorsende os niet muilbanden. Bemoeit God Zich soms met de ossen?

Ja, de wet van Mozes sprak over deze zaken. En wat zei deze wet? “Gij zult een dorsende os niet muilbanden”.

Dit staat geschreven in Deuteronomium 25 vers 4.
(Deze tekst wordt ook aangehaald in 1 Tim. 5: 18)

Deze woorden worden geschreven om aan te geven dat als iemand ossen gebruikt om te dorsen, dat deze ossen niet gemuilband mogen worden.
Dit om te laten zien dat ossen mogen mee-eten als zij aan het werk zijn.

Dit om te bevestigen wat er in vers 7 staat geschreven, en om nu de toepassing te maken,  een belangrijke vraag, “bemoeit God zich dan met ossen?”
En als we deze vraag vanuit de context gaan bekijken dan is het antwoord “nee”.
Zo was dit van toepassing op de werkers van God.
Als Gods werkers het evangelie predikten, dan mochten zij daar ook door onderhouden worden.
Zij predikten, zij waren degene die eerder in dit boek beschreven werden als hen die planten en water gaven. En zo mochten zij ook eten en drinken van het evangelie.
En toch hadden zij van dit recht niet volledig gebruik gemaakt.
Zij waren ook tentenmakers.

In de volgende verzen gaat Paulus dit verder uitbouwen.
Maar we weten nu al het volgende, als het ging over eten en drinken, dan had Paulus een bevoegdheid, maar Paulus had van deze bevoegdheid geen gebruik gemaakt.

Broeders en zusters, dit geeft inzicht in het ware geloofsleven van Paulus.
Dit laat ons zien dat hij bevoegdheden had, rechten had, die hij niet heeft gebruikt.

Broeders en zusters, hoe staat het met jou?
Welke rechten heb jij waarvan jij geen gebruik hebt gemaakt, omwille het evangelie?
Welke rechten heb jij geen gebruik van gemaakt, omwille de gemeente waar jij een deel van bent?
Welke rechten heb jij geen gebruik van gemaakt omwille jou broeder en zuster in jou gemeente?
Welke rechten heb jij geen gebruik van gemaakt omwille jou buurman of buurvrouw?
Welke rechten heb jij geen gebruik van gemaakt omwille jou vijand?

----------------------------------------------------------------------------------------------

Doch wij hebben van deze bevoegdheid geen gebruik gemaakt, maar wij verdragen alles om geen hindernis voor het evangelie van Christus op te werpen.

Vanaf het eerste vers van dit hoofdstuk heeft Paulus gesproken over “bevoegdheden” die hij had, maar die hij niet had gebruikt en dat alles voor twee belangrijke redenen. Enerzijds om geen hindernissen voor het evangelie van Christus op te werpen, vers 12,  en anderzijds omwille geen aanstoot te zijn, (Hoofdstuk 8- 10), om het evangelie niet te hinderen.

In de voorgaande verzen, vers 7- 9, heeft Paulus het principe besproken dat een os die aan het dorsen was niet gemuilband mocht worden.
Dit waren woorden uit Deut. 25 vers 4, en deze verzen heeft Paulus aangehaald om te laten zien dat degene die het evangelie prediken van het evangelie mogen eten en drinken.
En toch had Paulus van deze “bevoegdheid” geen gebruik gemaakt.

We gaan verder.
10 Of zegt Hij dit in elk geval om onzentwil? Ja, om onzentwil werd het geschreven, omdat de ploeger moet ploegen in hope, en wie dorst (moet dorsen) in de hoop zijn deel te ontvangen.
11 Indien wij het zijn, die voor u het geestelijke gezaaid hebben, is het dan te veel, dat wij van u het stoffelijke zouden oogsten?
12 Indien anderen deel hebben aan de bevoegdheid over u, wij niet veel meer? Doch wij hebben van deze bevoegdheid geen gebruik gemaakt, maar wij verdragen alles om geen hindernis voor het evangelie van Christus op te werpen.

Of zegt Hij dit in elk geval om onzentwil?

En ja, zo zien we dat deze woorden ten diepste een diepere betekenis hadden. Deze woorden waren ten diepste beschreven om te laten zien dat hen die het evangelie prediken daarvan mogen eten en drinken en voor verder levensonderhoud.
Ja, om onzentwil werd het geschreven, omdat de ploeger moet ploegen in hope, en wie dorst (moet dorsen) in de hoop zijn deel te ontvangen.

Zoals de ploeger dan moge ploegen met hoop en dat degene die moet dorsen, dat hij mag weten dat hij zal eten en drinken.
Ja, een ploeger mocht weten dat hij mocht eten en drinken van de oogst.
De dorser mocht weten dat hij mocht eten en drinken van de oogst.
Dit was hun beider hoop.

En zoals dit principe van toepassing is aangaande “gewone zaken” van het leven, hoeveel te meer in geestelijke zaken. En zo was dit was de hoop van hen die predikten!

We hadden al eerder gerefereerd naar 1 Timoteus 5 vers 18.
Wat schrijft deze tekst?

1 Timoteus 5: 18:
17 De oudsten, die goede leiding geven, komt dubbel eerbewijs toe, vooral hun, die zich belasten met prediking en onderricht.
18 Immers, de Schrift zegt: Gij zult een dorsende os niet muilbanden, en: De arbeider is zijn loon waard.

Ja, ten diepste spreekt dit over een zekerheid. De zekerheid dat als iemand werkt, dat hij mag eten en drinken.
En dat gold ook voor Paulus.

Indien wij het zijn, die voor u het geestelijke gezaaid hebben, is het dan te veel, dat wij van u het stoffelijke zouden oogsten?

En ja, Paulus en anderen, hadden voor de gemeente geestelijke zaken gezaaid.
Zij waren degene die geplant hadden en water hadden gegeven aan deze gemeente. (Hoofdstuk 3)

Het was Paulus die naar de stad Korinthe was gekomen om het evangelie te prediken. (Handl. 18: 1- 17)
En zo “behoorden” de gemeente van Korinthe te zorgen dat Paulus en de anderen eten en drinken hadden.

Romeinen 15:
26 Want Macedonie en Achaje hebben goedgevonden een handreiking te doen aan de armen onder de heiligen te Jeruzalem.
27 Zij hebben het immers goedgevonden, maar zijn het ook jegens hen verplicht, want indien de heidenen aan hun geestelijke goederen deel hebben gekregen, behoren zij ook met hun stoffelijke goederen hen te dienen.

Hier zien we een voorbeeld uit de brief aan de Romeinen dat de heidenen die deel hadden gekregen aan geestelijke goederen der Joden, nu verplicht waren hun stoffelijke goederen te delen met de Joden.

Ja, dit is onze God, altijd zoekend naar Zijn kinderen om elkaar, die in nood zijn, te helpen.

Indien anderen deel hebben aan de bevoegdheid over u, wij niet veel meer?

Als we naar deze woorden kijken zien we hoe Paulus spreekt over anderen die deel hebben aan deze bevoegdheid, over wie spreekt hij dan?
Hij spreekt dan over anderen die prediken. Hij spreekt dan over hen die in het evangelie werkzaam zijn.
En ja, als die deel hebben aan deze bevoegdheid, hoeveel dan Paulus wel niet meer.
Waarom? Omdat hij in deze gemeente geplant had en water had gegeven. (hfst. 3)

Deze gemeente was het zegen op het apostelschap van Paulus. (Vers 2)
Ja, hij had deze gemeente gesticht. (Handl. 18: 1- 17)
Doch wij hebben van deze bevoegdheid geen gebruik gemaakt, maar wij verdragen alles om geen hindernis voor het evangelie van Christus op te werpen.
Met deze woorden komen we tot een eerste conclusie. En wat is deze conclusie?
Paulus en anderen mochten eten en drinken, zij hadden deze bevoegdheid, maar hadden er geen gebruik van gemaakt. Waarom?
Om geen hindernis voor het evangelie van Christus op te werpen.
Broeders en zusters, dit is prachtig!
Dit spreekt over “bevoegdheden” van de apostelen die niet werden gebruikt.
Waarom? Omwille het evangelie van Jezus Christus.

Het enige wat voorrang kreeg was de voortgang van het evangelie.

Hoe sta jij hierin?
Kan jij dingen laten omwille het evangelie van Jezus?
Kan jij dingen laten voor jou broeders en zusters?

Iemand woont in een plaats met veel mensen die niet geloven dat je op Zondag mag werken.
Werk je dan toch?

Je weet dat iemand ergens een hekel aan heeft.
Doe je het dan toch?

Je weet dat er een bepaalde kledingstijl is.
Trek je toch aan wat jij wil?
Je weet dat iemand vegetariër is.
Eet je toch gewoon vlees?

Hoe sta jij hierin?
Kan jij dingen laten omwille het evangelie van Jezus?
Kan jij dingen laten voor jou broeders en zusters?

--------------------------------------------------------------------------------------------------

Zo heeft de Here ook voor de verkondigers van het evangelie de regel gesteld, dat zij van het evangelie leven. 

Ja, in de eerste twaalf verzen van dit hoofdstuk heeft Paulus ons een beeld gegeven van bevoegdheden die de apostelen hadden enerzijds, en anderzijds dat zij van “dat recht” geen gebruik hadden gemaakt.

Paulus heeft ook duidelijk in vers 12 aangegeven waarom dit zo gedaan werd, namelijk, om geen hindernis op te werpen aangaande het evangelie van Christus. Dit laat ons zien hoe Paulus in zijn relatie met God stond. Paulus had veel bevoegdheden, maar gebruikte deze niet, omdat hij wilde dat het evangelie op geen enkele wijze gehinderd mocht worden.
Ja, de os mocht niet gemuilband worden, maar Paulus muil-bande zich vrijwillig.
En dat alles omwille geen hindernis te zijn voor het evangelie van Christus.

We gaan verder.

13 Weet gij niet, dat zij, die in het heiligdom de dienst verrichten, van het heiligdom eten, en zij, die het altaar bedienen, hun deel ontvangen van het altaar? 
14 Zo heeft de Here ook voor de verkondigers van het evangelie de regel gesteld, dat zij van het evangelie leven. 

Weet gij niet, dat zij, die in het heiligdom de dienst verrichten, van het heiligdom eten, en zij, die het altaar bedienen, hun deel ontvangen van het altaar?

In deze woorden gaat Paulus aangeven dat diegene die in het eerste verbond dienst deden in de tempel, de priesters, dat diegene mochten eten van wat op het altaar werd gebracht.

Vergelijk: Numeri 18: 8- 31

Deze tekst uit Numeri geeft aan dat de priesters die dienst deden in de tempel een recht hadden op een deel van het slachtoffer.
Dit alles was zo ingesteld door God, zodat de priesters volledig hun dienst konden verrichten.

Deut. 18: 
1 De levitische priesters, de gehele stam Levi, zullen geen bezit of erfdeel hebben tezamen met Israel; 
van de vuuroffers des Heren en Diens erfdeel zullen zij eten, 
2 Maar onder zijn broeders zal hij geen erfdeel hebben: de Here is zijn erfdeel, zoals Hij hem beloofd heeft. 
Dit nu is het recht der priesters ten opzichte van het volk, van hen die een slachtoffer brengen, hetzij een rund hetzij een stuk kleinvee: men zal de priester geven de schouder, de beide wangstukken en de maag.

In deze tekst zien we heel specifiek benoemd dat de Levieten helemaal geen bezit of erfdeel hadden in het land.
In plaats daarvan werd er door het volk voor de priesters gezorgd. De priesters kregen de schouder, de beide wangstukken en de maag van elk rund en kleinvee.
Zo zorgde God voor de priesters en hun families.

Ja, als we hier echt bij stilstaan zien we hoe God zorgde voor het volk dat zij een priesterdienst hadden die de offers brachten die nodig waren en anderzijds werd er door het volk voor de priesters gezorgd.

En ja, in het evangelie van Christus was het eigenlijk niet anders.

Zo heeft de Here ook voor de verkondigers van het evangelie de regel gesteld, dat zij van het evangelie leven.
In deze woorden gaat Paulus de woorden uit vers 13 toepassen op de situatie van de apostelen en hen die in het evangelie werk verrichten.

Ook zij mochten eten en drinken, en dat eten en drinken werd verzorgd door de gemeenten.
En dat was nu net hetgeen waar Paulus geen gebruik van had gemaakt.
En dat alles om geen aanstoot te zijn aangaande het evangelie van Christus.

Als we verder goed naar deze tekst kijken dan zien we iets bijzonders, we zien dat er een direct verband is tussen “de Here" en "de regel die gesteld is", dat de verkondigers van het evangelie, van het evangelie mogen leven.

Paulus refereert hier naar de persoonlijke woorden van Jezus.
Dus ja, zelfs Jezus zelf had deze opdracht gegeven.

En zo lezen we in de evangeliën.

Matteus 10:
9 Voorziet u niet van goud of zilver of koper in uw gordels, 
10 van geen reiszak voor onderweg, geen twee hemden, geen sandalen, geen staf, want de arbeider is zijn voedsel waard.

Lukas 10:
7 Blijft in dat huis, eet en drinkt wat men u geeft, want de arbeider is zijn loon waard. Gaat niet van het ene huis naar het andere.

Ja, het waren in de eerste plaats ook de woorden van Jezus zelf die "predikers van het evangelie" het recht gaf dat zij daar ook van mochten eten.

Geliefden, nu is even de belangrijke vraag. Draag jij je deel bij aan de gemeente om hen te ondersteunen die het evangelie waardig prediken?
Geef jij van jou inkomsten zoals Jezus heeft voorgeschreven?

En nee, niet omdat het moet. Nee, omdat het mag.
Omdat we van God houden. Omdat we van de gemeente houden en graag zien dat meer mensen tot het koninkrijk mogen komen.

2 Korinthe 8:

6 (Bedenkt) dit: wie karig zaait, zal ook karig oogsten, en wie mildelijk zaait, zal ook mildelijk oogsten. 
7 En ieder doe, naardat hij zich in zijn hart heeft voorgenomen, niet met tegenzin of gedwongen, want God heeft de blijmoedige gever lief

-----------------------------------------------------------------------------------------

Want indien ik het evangelie verkondig, heb ik geen stof tot roemen. Immers ik ben ertoe genoodzaakt. Want wee mij, indien ik het evangelie niet verkondig!

In ons laatste deel, vers 13 en 14, hebben we stilgestaan bij twee belangrijke principes, 1) elke priester onder die dienst deed in het heiligdom mocht daarvan leven en 2) Jezus zelf had belangrijke woorden gesproken aangaande hen die het evangelie prediken, dat die daarvan mogen leven. (Matt. 10: 9- 10; Lukas 10: 7)

15 Ik voor mij heb hiervan echter niet het minste gebruik gemaakt. Dit schrijf ik echter niet, opdat het zo op mij toegepast zou worden, want het ware mij beter te sterven dan - neen, mijn roem zal niemand verijdelen!
16 Want indien ik het evangelie verkondig, heb ik geen stof tot roemen. Immers ik ben ertoe genoodzaakt. Want wee mij, indien ik het evangelie niet verkondig!
17 Want doe ik dit gewillig, dan heb ik aanspraak op loon; maar doe ik het niet uit eigen beweging, de taak blijft mij toch opgedragen.
18 Wat is dan mijn loon? Dit: door mijn evangelieprediking het evangelie om niet te mogen brengen, en zo van mijn bevoegdheid als evangelieprediker geen gebruik te maken.

Ik voor mij heb hiervan echter niet het minste gebruik gemaakt.

Nee, Paulus had van deze bevoegdheid geen gebruik gemaakt.
En dit is opnieuw de lering van deze passage.
Paulus had het recht om volledig ondersteund te worden, Paulus had het recht om een gelovige vrouw mee te nemen en Paulus had het recht om vrij te blijven van arbeid, maar deed dit niet omwille de zaak van Christus.
Hij wilde op geen enkele manier een struikelblok zijn.

Dit schrijf ik echter niet, opdat het zo op mij toegepast zou worden, want het ware mij beter te sterven dan - neen, mijn roem zal niemand verijdelen!

In deze woorden zien we de ware reden waarom Paulus over “bevoegdheden” en “rechten”heeft gesproken waarvan hij geen gebruik maakte.
Hij schreef dit alles niet opdat dit op hem toegepast zou worden.
Nee, dat was niet de reden.

Nee, het was Paulus niet te doen om nu ineens de gemeente van Korinthe te dwingen om hem te gaan ondersteunen.
Nee, Paulus wilde louter aangeven dat er veel zaken zijn die misschien wel mogen, maar die omwille van het koninkrijk beter niet gedaan kunnen worden.
Paulus wilde op geen enkele wijze een struikelblok zijn voor het evangelie van Jezus Christus.
En dat is natuurlijk de diepere gedachte van hoofdstuk 8: 1 tot aan hoofdstuk 10: 33.

Lees deze hoofdstukken nog eens samen en je ziet dan de rode draad van dienstbaarheid in al die woorden. Dienstbaarheid die spreekt over het voorrang geven aan de gedachten en gevoelens van het geweten van een broeder en zuster. Waarom? Om de voortgang van het evangelie niet te hinderen!!
Ja, Paulus had een taak, en niemand zou deze taak hem ontnemen.
Paulus was niet afhankelijk van de zorg van de gemeenten.

Het doel van Paulus ging veel dieper.
Paulus had een plicht, en daarin was Paulus zeer zuiver.
In de volgende twee verzen gaat hij dat meer uitdiepen.

Want indien ik het evangelie verkondig, heb ik geen stof tot roemen. Immers ik ben ertoe genoodzaakt. Want wee mij, indien ik het evangelie niet verkondig!

In deze woorden zien we opnieuw het argument in meer diepgang van het vorige vers.
Als Paulus alleen maar het evangelie verkondigde, dan was dit geen stof tot roemen.

Het was een noodzaak voor Paulus om het evangelie te prediken.
Het was een opdracht van de Heere Jezus zelf.
(Vergelijk: Handl. 9, 22 en 26)

Handl. 26: 15- 20
15 En ik zeide: Wie zijt Gij, Here? En de Here zeide: Ik ben Jezus, die gij vervolgt.
16 Maar richt u op en sta op uw voeten; want hiertoe ben Ik u verschenen om u aan te wijzen als dienaar en getuige daarvan, dat gij Mij gezien hebt en dat Ik aan u verschijnen zal,
17 u verkiezende uit dit volk en de heidenen, waarheen Ik u zend,
18 om hun ogen te openen ter bekering uit de duisternis tot het licht en van de macht van de satan tot God, opdat zij vergeving van zonden en een erfdeel onder de geheiligden zouden ontvangen door het geloof in Mij.
19 Daarom, koning Agrippa, ben ik dat hemelse gezicht niet ongehoorzaam geweest,
20 maar ik heb eerst hun, die te Damascus waren, en te Jeruzalem en in het gehele Joodse land en de heidenen verkondigd, dat zij met berouw zich zouden bekeren tot God en werken doen, met hun berouw in overeenstemming.


Paulus wist dat zijn roeping een ware roeping was.
Het was een roeping met een noodzaak!!
Een persoonlijke noodzaak.

Nee Paulus had geen keus. De enkele keus die Paulus had was of hij Jezus gehoorzaamde of niet. Maar dat deed hij!! (Vers 19 getuigd daarvan)

Want doe ik dit gewillig, dan heb ik aanspraak op loon; maar doe ik het niet uit eigen beweging, de taak blijft mij toch opgedragen.

Hier zien we opnieuw het hart van Paulus. Paulus had een taak gekregen van de Here Jezus. En deze taak zou Paulus gaan uitvoeren!! Of Paulus daarvoor iets kreeg of niets kreeg.
Paulus zou prediken. En Paulus zou zijn kracht vinden in de Here Jezus Christus.


Fill. 4:
11 Niet dat ik dit zeg, als zou ik gebrek lijden; want ik heb geleerd met de omstandigheden, waarin ik verkeer, genoegen te nemen.
12 Ik weet wat armoede is en ik weet wat overvloed is. In elk opzicht en in alle dingen ben ik ingewijd, zowel in verzadigd worden als in honger lijden zowel in overvloed als in gebrek.
13 Ik vermag alle dingen in Hem, die mij kracht geeft.

Wat is dan mijn loon? Dit: door mijn evangelieprediking het evangelie om niet te mogen brengen, en zo van mijn bevoegdheid als evangelieprediker geen gebruik te maken.

Ja, Paulus had duidelijk gemaakt dat het hem niet ging om loon. God zorgde voor hem.
God had hem met een roeping geroepen en God zou voor hem zorgen.

Wat was dan het loon van Paulus? Het evangelie om “niet te mogen brengen”.
En om zo het evangelie te mogen prediken, dat was zijn loon.
 
In al deze woorden zien we dat Paulus nog steeds bezig is om de gelovigen in Korinthe aan te sporen om niet zozeer iemand rechten of bevoegdheden te laten gelden, maar om voorrang te geven aan het welzijn van broeders en zusters.

En ja, dat is de diepere betekenis van al deze woorden.
Nee, het was Paulus niet te doen om voor zichzelf op te komen. Het was het doel van Paulus om de gemeente van Korinthe te laten zien wat ware dienstbaarheid was.

En hoe staat dat met jou?
Hoe is jou dienstbaarheid?
Kan je naast Paulus gaan staan?

Want hoewel ik vrij sta tegenover allen, heb ik mij allen dienstbaar gemaakt, om er zoveel mogelijk te winnen.

In vers 16- 18 is Paulus nog dieper ingegaan op zijn diepste beweegredenen waarom hij het evangelie predikte. Het was niet vrijwillig. Het was een opdracht van de Here Jezus persoonlijk. En daarom vroeg Paulus niet aan de gemeenten voor “bevoegdheden”.

Met die woorden probeert hij niet iets voor zichzelf te krijgen, maar beweegt hij de gemeente van Korinthe naar een diepere dienstbaarheid aan broeders en zusters in de gemeente.
Paulus moedigt de gemeente aan om hetzelfde te doen, in hun “eigen bevoegdheden” ruimte te geven voor “de noden” van broeders en zusters. (Fill. 2: 5- 11)
In het volgende deel, vers 19- 21, gaat Paulus daar een heel duidelijk praktisch voorbeeld in geven.
19 Want hoewel ik vrij sta tegenover allen, heb ik mij allen dienstbaar gemaakt, om er zoveel mogelijk te winnen;
20 en ik ben voor de Joden geworden als een Jood, om Joden te winnen; hun, die onder de wet staan, als onder de wet - hoewel persoonlijk niet onder de wet - om hen, die onder de wet staan, te winnen;
21 hun, die zonder wet zijn, ben ik geworden als zonder wet - hoewel niet zonder de wet van God, want ik sta onder de wet van Christus - om hen, die zonder wet zijn, te winnen.

Want hoewel ik vrij sta tegenover allen, heb ik mij allen dienstbaar gemaakt, om er zoveel mogelijk te winnen.

Ja, Paulus stond in de diepste zin van het woord “vrij van allen”. Maar hoe leefde Paulus?
Hij maakte zich dienstbaar aan allen. Dat was zijn geloof! Dat was zijn relatie met God.

En ja, dit is het hart van het ware geloof, dienstbaarheid, uit vrije wil.

God was ons dienstbaar uit Zijn eigen vrije wil. (Rom. 5: 8- 10) Als gelovigen vraagt God nu aan Zijn kinderen dat wij dienstbaar zijn uit vrije wil.

en ik ben voor de Joden geworden als een Jood, om Joden te winnen; hun, die onder de wet staan, als onder de wet - hoewel persoonlijk niet onder de wet - om hen, die onder de wet staan, te winnen.
Wat was Paulus voor de Joden geworden? Als de Joden.
We zien dit in Handelingen 16 waar Paulus op weg gaat naar een gebied met veel Joden, hij laat dan Timotheus besnijden. Waarom? Omdat de Joden dan meer geneigd zouden zijn om naar de evangelie-prediking te luisteren.

Ook in Handelingen 21 (vers 17- 26) zien we hoe Paulus meegaat met vier mannen om een gelofte af te leggen in de tempel. Dit alles om de Joden te laten zien dat hij de Joden niet heeft geleerd om alles aangaande de wet van Mozes simpelweg naast zich neer te leggen.
In deze passage is het van belang dat we ook duidelijk een principe zien wat Paulus hier schrijft. De Joden hadden een wet. Over welke wet word hier gesproken? De wet van Mozes.
Anderzijds zien we dat Paulus schrijft, “hoewel persoonlijk niet onder de wet”.
Nee, Paulus was niet onder de wet van Mozes, Paulus was onder de wet van Christus. (We zien dit ook in het volgende vers)

hun, die zonder wet zijn, ben ik geworden als zonder wet - hoewel niet zonder de wet van God, want ik sta onder de wet van Christus - om hen, die zonder wet zijn, te winnen.
En ja, zo waren de Heidenen degene die zonder wet (de wet van Mozes) waren. En daaraan gekoppeld mag er ook van hen gezegd worden, “hoewel niet zonder de wet van God”.

Ja, ook heidenen hadden en hebben een wet. Niet de wet van Mozes, maar een wet geschreven in hun hart.
Paulus heeft hierover gesproken in Romeinen 2:

Romeinen 2:
12 Want allen, die zonder wet gezondigd hebben, zullen ook zonder wet verloren gaan; en allen, die onder de wet gezondigd hebben, zullen door de wet geoordeeld worden;
13 want niet de hoorders der wet zijn rechtvaardig bij God, maar de daders der wet zullen gerechtvaardigd worden.
14 Wanneer toch heidenen, die de wet niet hebben, van nature doen wat de wet gebiedt, dan zijn dezen, ofschoon zonder wet, zichzelf tot wet;
15 immers, zij tonen, dat het werk der wet in hun harten geschreven is, terwijl hun geweten medegetuigt en hun gedachten elkander onderling aanklagen of ook verontschuldigen,
16 ten dage, dat God het in de mensen verborgene oordeelt volgens mijn evangelie, door Christus Jezus.

Een aantal zaken worden duidelijk uit deze tekst:
            -De Joden hebben een wet. (De wet van Mozes, geschreven op twee stenen tafelen)
            -Heidenen hebben een wet die in hun hart geschreven is.
            -Door de wet die in hun hart geschreven is, worden ze of beschuldigt of
              verontschuldigt.

Dit geeft een duidelijk beeld.
God heeft alle mensen “wet” gegeven. De Joden door de stenen tafelen en de heidenen door een wet dit in het hart geschreven is. En zo bezitten alle mensen wet, vanaf het moment dat zij het verschil tussen goed en kwaad kennen en dit kunnen kiezen of dan wel verwerpen. Op dat moment geeft God een wet aan elk mens.

En zo getuigd Paulus hier van het feit dat hij dienstbaar was aan hen die een geschreven wet hadden, Joden en de wet van Mozes, en dat hij dienstbaar was aan hen die een wet in hun hart hadden gekregen, de Heidenen.
Aan allen was Paulus dienstbaar geworden, en dit naar allen op hun eigen unieke wijze.
En ja, dit verteld ons heel veel over wat ware dienstbaarheid is. Dienstbaarheid, ware dienstbaarheid uit zich in het rekening houden met de ander en zijn of haar unieke behoeften.

Broeders en zusters, vrienden, waar sta jij?
Hoe ga jij met deze zaken om?
Dien jij anderen, zoals God jou heeft gediend?
Of dien jij anderen zoals jij dat zelf invult en zoals jou het uitkomt.
Hier wordt het verschil openbaar tussen de ware kinderen van God en de onware kinderen.
Wie ben jij?

----------------------------------------------------------------------------------

Alles doe ik ter wille van het evangelie, om er zelf ook deel aan te verkrijgen.

In de laatste verzen, vers 19 tot 21, heeft Paulus beschreven hoe hij met Joden en Heidenen omging in zijn evangelie-prediking.
Voor de Joden was Paulus als een Jood geworden en aan de Heidenen was Paulus als de Heidenen geworden, en dit alles voor één belangrijke reden, te weten, om hen te redden.
Paulus wilde alles in het werk stellen, zelfs zijn eigen leven, om anderen te redden.

In de volgende verzen zien we hoe Paulus dat nog verder beschrijft. En Paulus komt ook in vers 24 met een sterke bemoediging en vermaning voor gelovigen.

22 Ik ben voor de zwakken zwak geworden, om de zwakken te winnen; voor allen ben ik alles geweest, om in elk geval enigen te redden.
23 Alles doe ik ter wille van het evangelie, om er zelf ook deel aan te verkrijgen.
24 Weet gij niet, dat zij, die in de renbaan lopen, allen wel lopen, doch dat slechts een de prijs kan ontvangen? Loopt dan zo, dat gij die behaalt!

Ik ben voor de zwakken zwak geworden, om de zwakken te winnen; voor allen ben ik alles geweest, om in elk geval enigen te redden.

Ja, in de vorige verzen heeft Paulus geschreven dat hij aan de Joden was geworden als de Joden en aan de Heidenen als aan de Heidenen.
In dit vers voegt Paulus daar aan toe dat hij aan de zwakken als de zwakken is geworden. En dan om alles samen te voegen, “voor allen ben ik alles geweest”. Waarom? Om in ieder geval enigen te redden.
(Wie zijn de zwakken? We weten in ieder geval dat Paulus in het vorige hoofdstuk gesproken heeft over de zwakken in het geloof, zij die volgens hun geweten geen vlees konden eten of zij die volgens hun geweten geen vlees konden eten dat eerst aan een afgod geofferd was.)
(Hoofdstuk 8: 7- 13)

Wat een prachtige woorden. Woorden die ons allemaal aansporen naar een diepere dienstbaarheid aan onze broeders en onze medemens.
Waar sta jij in deze?
Ben jij dienstbaar aan je broeders en zusters? Ben jij dienstbaar aan je medemens?

Alles doe ik ter wille van het evangelie, om er zelf ook deel aan te verkrijgen.

Ja, Paulus had één doel in dit alles!! Alles was terwille van het evangelie.

Paulus ontzegde zich zijn eigen vrijheden en paste zichzelf aan,  aan allerlei soorten van mensen, en dit alles omwille meer mensen te winnen voor het evangelie van Jezus.

En ja, dat is wat WARE EN VOLMAAKTE LIEFDE DOET.
Ware en volmaakte liefde vraagt nooit om het minste, maar verlangt met passie naar het meeste. Ja, ware dienstbaarheid kent geen grenzen. En dat zien we in het leven van Paulus.
Alles, ter wille van het evangelie.

Na deze woorden schrijft Paulus nog, “om er zelf ook deel aan te verkrijgen”. Ja uiteindelijk wilde Paulus delen in de erfenis aangaande het evangelie, het eeuwige leven.
Weet gij niet, dat zij, die in de renbaan lopen, allen wel lopen, doch dat slechts een de prijs kan ontvangen? Loopt dan zo, dat gij die behaalt!

In deze woorden, en de woorden van vers 25 tot 27 zien we de toepassing van de woorden van Paulus voor de gelovigen.

Paulus moedigt hen aan, onder een renbaan principe. (Hardloopwedstrijd)
Hij stelt dat in een hardloopwedstrijd, alleen wel lopen, maar er is er maar één die de prijs kan behalen.

En ja, de Korinthiers waren bekend met de hardloopwedstrijd.
Er werden elke twee jaar atletiekwedstrijden gehouden in Korinthe. Dit in de zogenoemde Istmische spelen.
Dit was een belangrijk sportevenement en ja, daar waren de Korinthiers mee bekend.

En zo schrijft Paulus dat ook in het Christelijke leven het belangrijk is om zo te wandelen om de prijs te behalen.

Als we dan opnieuw de context erbij betrekken, dan zien we dat het allemaal gaat om dienstbaarheid aan broeders en zusters. Vanuit die gedachte zien we opnieuw hoe belangrijk dit is. Dienstbaarheid aan je broeders en zusters. Waar sta jij? Ja, dienstbaarheid aan broeders en zusters, het verschil tussen leven en dood.

Ja, Paulus moest de gemeente van Korinthe sterk waarschuwen. Waarschuwen om voor elkaar te leven en niet alleen voor zichzelf.

Hoe staan wij daarin?
Moet God ons waarschuwen?

Ja, misschien is dit wel het verschil tussen gelovigen en ware gelovigen.
Er zijn veel gelovigen, maar niet genoeg ware gelovigen.
In welke groep hoor jij?
-----------------------------------------------------------------------------------

Neen, ik tuchtig mijn lichaam en houd het in bedwang, om niet, na anderen gepredikt te hebben, wellicht zelf afgewezen te worden.

In de vorige verzen heeft Paulus twee zaken duidelijk gesteld, 1) Paulus was aan allen dienstbaar geworden en 2) hij riep de gelovigen in Korinthe op om zijn voorbeeld te volgen.

Paulus heeft duidelijk gemaakt om te rennen, om zo de prijs te behalen. In de volgende verzen gaat Paulus daar nog een andere sporter bij betrekken, een boxer.
25 En al wie aan een wedstrijd deelneemt, beheerst zich in alles; zij om een vergankelijke erekrans te verkrijgen, wij om een onvergankelijke.
26 Ik loop dan ook niet maar in den blinde en ik ben geen vuistvechter, die zo maar in de lucht slaat.
27 Neen, ik tuchtig mijn lichaam en houd het in bedwang, om niet, na anderen gepredikt te hebben, wellicht zelf afgewezen te worden.

En al wie aan een wedstrijd deelneemt, beheerst zich in alles; zij om een vergankelijke erekrans te verkrijgen, wij om een onvergankelijke.

Het sleutelwoord in deze tekst is het woord “beheerst”.
Dit woord komt van het Griekse woord “egkrateuomai” en dit woord betekent “om zelfbeheersing te hebben, om gematigd te zijn”.

En ja, dit is zo belangrijk als het gaat om het geestelijke leven en zeker als het gaat om dienstbaarheid aan  broeders en zusters.

2 Petrus 1:
5 Maar schraagt om deze reden met betoon van alle ijver door uw geloof de deugd, door de deugd de kennis,
6 door de kennis de zelfbeheersing, door de zelfbeheersing de volharding, door de volharding de godsvrucht,
7 door de godsvrucht de broederliefde en door de broederliefde de liefde ( jegens allen).

Galaten 5:
22 Maar de vrucht van de Geest is liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid, zelfbeheersing.
23 Tegen zodanige mensen is de wet niet.

Ja, hoe staat het met jou?
Hoe sta jij in zelfbeheersing? Op de schaal van 1- 10. Waar sta jij.
Broeders en zusters, vrienden, zelfbeheersing is zo belangrijk.
Zeker als we spreken over dienstbaarheid aan onze broeders, zusters en medemens.
Nee, het is niet altijd verdiend, maar toch horen wij het kwade te overkomen met het goede. Waar sta jij?

Paulus voegt toe dat de boxer zelfbeheersing heeft en gematigd is om een vergankelijke kroon te verkrijgen, maar gelovigen hebben zelfbeheersing en gematigdheid omwille een onvergankelijke krans.

Ja, gelovigen hebben een rijke belofte.
2 Tim. 4:
7 Ik heb de goede strijd gestreden, ik heb mijn loop ten einde gebracht, ik heb het geloof behouden;
8 voorts ligt voor mij gereed de krans der rechtvaardigheid, welke te dien dage de Here, de rechtvaardige rechter, mij zal geven, doch niet alleen mij maar ook allen, die zijn verschijning hebben liefgehad.

Ja, gelovigen die werkelijk dienstbaar zijn aan hun broeders en zusters, die zullen een krans der gerechtigheid ontvangen. Ja, degene die zich beheerst, die zal de krans ontvangen.
Ik loop dan ook niet maar in den blinde en ik ben geen vuistvechter, die zo maar in de lucht slaat.
In dit vers zien we een tweede sleutel, “ik loop dan ook maar niet in den blinde”. Ja, in vers 25 ging het om “beheerst zijn”. In dit vers gaat het om een richting.
Ja, in een boxwedstrijd is het wel belangrijk dat men raak slaat!! Een bozer kan niet zomaar slaan. Nee, hij slaat doelgericht.
Zo ook in het geloofsleven, het is belangrijk om raak te slaan. Raak te slaan in dienstbaarheid aan onze broeders en zusters.

Is een belangrijke bestemming op de GPS van jou leven dienstbaarheid aan je broeders en zusters? Ja, dat is de context van dit vers.

Nee, Paulus had een duidelijke richting in zijn leven, dienstbaar zijn aan anderen, om er zoveel mogelijk te winnen voor het evangelie.
Zo stond zijn GPS ingericht.

Hoe staat jou GPS?

Neen, ik tuchtig mijn lichaam en houd het in bedwang, om niet, na anderen gepredikt te hebben, wellicht zelf afgewezen te worden.

In dit vers is het sleutelwoord “Ik tuchtig”.

Ja, het is niet alleen belangrijk om beheersing te bezitten en een duidelijke richting, maar het is ook belangrijk om onszelf “te tuchtigen”.
Dit woord komt van het Griekse woord “hupopizao”, en dit woord betekent letterlijk “bont en blauw slaan”. Zoals een bokser zijn lichaam beult, het ruw behandelt, het door ontbering tuchtigt en zo de prijs behaalt. Dat is het beeld hier.
Pittig? Ja, dat is het zeker.
Maar broeders en zusters, vrienden, dit is nodig als we willen overwinnen.
Dit is nodig om in de voetstappen van Jezus te treden.

Wat staat er geschreven over Jezus?

Matteus 26:
37 En Hij nam Petrus en de twee zonen van Zebedeus mede en Hij begon bedroefd en beangst te worden.
38 Toen zeide Hij tot hen: Mijn ziel is zeer bedroefd, tot stervens toe; blijft hier en waakt met Mij.
39 En Hij ging een weinig verder en Hij wierp Zich met het aangezicht ter aarde en bad, zeggende: Mijn Vader, indien het mogelijk is, laat deze beker Mij voorbijgaan; doch niet gelijk Ik wil, maar gelijk Gij wilt.
40 En Hij kwam bij zijn discipelen en vond hen slapende, en Hij zeide tot Petrus: Waart gijlieden zo weinig bij machte een uur met Mij te waken?
41 Waakt en bidt, dat gij niet in verzoeking komt; de geest is wel gewillig, maar het vlees is zwak.
42 Wederom, ten tweeden male, ging Hij heen en bad, zeggende: Mijn Vader, indien deze beker niet kan voorbijgaan, tenzij dan dat Ik die drinke, uw wil geschiede!
43 En toen Hij terugkwam, vond Hij hen slapende, want hun ogen waren bezwaard.
44 En Hij liet hen daar en ging wederom heen en bad ten derden male, opnieuw dezelfde woorden sprekende.


Ja, Jezus was zeer bedroefd, tot stervens toe. Maar wat zei Jezus, “niet gelijk ik wil, maar gelijk Gij wilt”. Kennen wij deze woorden?
Staat dit in ons woordenboek?
Staat dit woord in ons woordenboek in relatie tot dienstbaarheid aan onze broeders en zusters? Zalig zijt gij.

Copyright © 2017 Gert-Jan van Zanten · Webdesign by R081N
All Rights Reserved · webbijbel.nl
Hosted by VDX.nl VDX

Naar boven