1 Korinthe 3

Want als er onder u nijd en twist is, zijt gij dan niet vleselijk, en leeft gij niet als (onveranderde) mensen?

Ja, in dit derde hoofdstuk gaat Paulus toepassen wat hij in de eerste twee hoofdstukken in veel detail heeft besproken.

In het eerste hoofdstuk heeft Paulus besproken dat hij gehoord had dat er twist en verdeeldheid onder de gelovigen van Korinthe was. (1: 10- 13)
Nadat Paulus hun deze zware berisping had gegeven heeft hij laten zien in het eerste hoofdstuk 1) Het kruis is voor hen die verloren gaan een dwaasheid, 2) wat voor de wereld onaanzienlijk en veracht was heeft God uitverkoren om behouden te worden. Waarom? Opdat geen enkel vlees te laten roemen voor God, ja zodat alle roem aan God zou toekomen. (1: 27- 29)

Ja, en zo mag Paulus aan het einde van hoofdstuk 1 schrijven: "Maar uit Hem is het, dat gij in Christus Jezus zijt, die ons van God is geworden: wijsheid, rechtvaardigheid, heiliging en verlossing, opdat het zij, gelijk geschreven staat: Wie roemt, roeme in de Here".

Alles was uit God, het was uit God dat de gelovigen in Jezus Christus waren.
En die Jezus, die was de gelovigen van God geworden, wijsheid, heiliging en verlossing, zodat alle roem in de Here zou zijn.
En ja, zo is het nog steeds. Alles is uit God. Dit was de ware wijsheid van God.

En in het tweede hoofdstuk heeft Paulus laten zien, 1) Ja, zelfs zijn eigen prediking was gekomen in zwakheid. Waarom? Zodat hun geloof niet zou rusten op de wijsheid van mensen maar op de kracht van God. (2: 5)
Nog sterker, wat de apostelen predikten was eerder niet bekend geweest, het was een geheimenis, het was de verborgen wijsheid van God. En hoe was dit dan aan de apostelen bekend geworden? De Geest van God had hun dit alles geopenbaard. (2: 10)

Dit alles laat zien dat God een boodschap bekend had gegeven wat eerder een geheimenis was, het was verborgen. Maar dit alles was nu bekend gemaakt door de Geest.
Dit laat zien dat dit een volledig en totaal hemelse boodschap was. En die boodschap was door de Korinthiers vleselijk gemaakt, ze hadden er een mensenwerk van gemaakt. Ze waren mensen aan het navolgen, terwijl ze een volmaakte boodschap hadden ontvangen vanuit een volmaakte bron.
En deze volmaakte boodschap uit een volmaakte bron hadden ze menselijk en onvolmaakt gemaakt.

En zo komt Paulus tot hen in hoofdstuk 3 met de volgende woorden:

1 Korinthe 3: 1- 3

1 En ik, broeders, kon niet tot u spreken als tot geestelijke mensen, maar slechts als tot vleselijke, nog onmondigen in Christus. 
2 Melk heb ik u gegeven, geen vast voedsel, want dat kondt gij nog niet verdragen. Ja, dat kunt gij ook nu nog niet, 
3 want gij zijt nog vleselijk. Want als er onder u nijd en twist is, zijt gij dan niet vleselijk, en leeft gij niet als (onveranderde) mensen? 

En ik, broeders, kon niet tot u spreken als tot geestelijke mensen, maar slechts als tot vleselijke, nog onmondigen in Christus.

Ja, Paulus kon niet tot de gemeente van Korinthe komen als tot geestelijke mensen. Paulus kon slechts tot hen komen als tot vleselijke mensen.
Ze waren verdeeld, er was twist, er waren scheuringen, ze waren niet aaneengesloten en ze waren niet één in gevoelen. (Hfst. 1: 10)

Nee, ze waren onmondig en Christus en daarom mondig in vleselijk en menselijke zaken.
En dit door een volmaakte en hemelse boodschap? Dat kon natuurlijk nooit.
De gemeente was sterk aan het dwalen.

Het woord "onmondig" komt van het Griekse woord "nepios" en dit woord betekent baby of een klein kind, en bij implicatie kinderlijk, onvolwassen en onmondig.
En dit in tegenstelling tot volwassenen.

We lezen in Hebreeën 5:
11 Hierover hebben wij veel te zeggen, maar het is moeilijk uit te leggen, omdat gij traag zijt geworden in het horen. 
12 Want hoewel gij, naar de tijd gerekend, leraars behoordet te zijn, hebt gij weer nodig, dat men u de eerste beginselen van de uitspraken Gods leert, en gij hebt nog melk nodig (en) geen vaste spijs. 
13 Want ieder, die nog van melk leeft, heeft geen weet van de rechte prediking hij is nog een zuigeling. 
14 
Maar de vaste spijs is voor de volwassenen, die door het gebruik hun zinnen geoefend hebben in het onderscheiden van goed en kwaad.

Ja, dit is waar het om gaat. In het leven met God gaat het erom dat wij onze zinnen oefenen, om te onderscheiden goed en kwaad.
Om zo een sterke keuze te maken voor het goede. (2 Tim. 3: 16, 17)

En daar waren de Korintiërs sterk tekort gekomen.
Paulus kon niet meer tot hen spreken als tot volwassenen in het geloof maar als tot een baby.
Een zuigeling heeft behoefte aan melk en niet aan vast voedsel.

Melk heb ik u gegeven, geen vast voedsel, want dat kondt gij nog niet verdragen. Ja, dat kunt gij ook nu nog niet, want gij zijt nog vleselijk.

Ja, Paulus kon het alleen maar melk geven, ze konden geen vast voedsel verdragen.
En ze konden het nog steeds niet, waarom? Omdat ze vleselijk waren.

Ja, Paulus spreekt hen krachtig toe.
Er was een sterk verwijt aan de gemeente van Korinthe. Er was twist, er waren scheuringen, er was verdeeldheid, ze waren niet aaneengesloten en ze waren niet één van gevoelen.
Terwijl er geen enkele reden was hiervoor, God had een volmaakte boodschap gegeven. Vanuit de hemel en door de Geest geopenbaard.
Er was maar één conclusie. In relatie tot het volmaakte evangelie Gods hadden ze zich als een baby, als een kind, als een onvolwassene laten zien.

Want als er onder u nijd en twist is, zijt gij dan niet vleselijk, en leeft gij niet als (onveranderde) mensen?

Ja, wat was er onder de Korinthiers? Er was nijd en twist. En dat was vleselijk. En dat betekende dat ze onveranderde mensen waren.

Het woord "nijd" komt van het Griekse woord "zelos" en dit woord betekent ijverig, iemand die vurig is. Het beschrijft iemand die heel erg toegewijd was aan iets.
En ja, in deze context waren ze ijverig toegewijd aan vleselijke zaken, voor menselijke zaken. Ze gaven mensen voorkeur over God.

Het woord "twist" komt van het Griekse woord "eris" en dit woord betekent, ruzie, strijd of twist.
Ja, en dat was hetgene wat de boventoon voerde in de gemeente van Korinthe.
En zo moet Paulus hen sterk toespreken, met woorden die moesten leiden tot verandering van handelen. (2 Kor. 7: 8- 11)
Er moest bekering komen.

Broeders en zusters, vrienden, waar staan wij?
Waar staan wij in relatie tot het ware evangelie van Jezus Christus?
Waar staan wij in relatie tot de boodschap van het kruis?
Raakt deze boodschap ons tot verandering?
Of raakt deze boodschap ons niet en houden we vast aan tradities van mensen, aan leringen van mensen.

Broeders en zusters, er is één belangrijke opdracht, te weten:

Kolossenzen 3:
16 Het woord van Christus wone rijkelijk in u, zodat gij in alle wijsheid elkander leert en terechtwijst en met psalmen, lofzangen en geestelijke liederen zingende, Gode dank brengt in uw harten. 
17 
En al wat gij doet met woord of werk, doet het alles in de naam des Heren Jezus, God, de Vader, dankende door Hem! 

Waar horen wij als gelovigen mee bezig te zijn? 1) Het woord van Christus wone rijkelijk in ons, en 2) alles wat we doen in woord of werk, doe het alles in de naam van des Heren Jezus Christus. 
Ja, het woord van Jezus, het nieuwe Testament, dat hoort rijkelijk in ons te wonen.

Het woord rijkelijk is een woord dat beschrijft het principe van volledig en compleet. Het woord van Christus in ons hart, zodat er voor niets anders meer ruimte is.
En dat moet een uitwerking krijgen. Wat is die uitwerking? Dat "ALLES" wat we doen, in woord of in werk, dat we alles doen in de naam van de Here Jezus.
Dat we alles doen bij het gezag van de Here Jezus.
Dat alles wat we doen is met goedkeuring van Jezus.
Dat alles wat we doen, een doen is van wat er geschreven is door Jezus.
Dat we er niets aan Zijn woorden toevoegen en er niets uit weglaten.

Ja, wij moeten "veranderde" mensen worden. Verandering vanuit "het Woord van Jezus".
Het woord van Christus, en niets anders, hoort rijkelijk in ons te wonen.
Ja, waarom?
2 Tim. 3:
16 Elk van God ingegeven schriftwoord is ook nuttig om te onderrichten, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de gerechtigheid, 
17 opdat de mens Gods volkomen zij, tot alle goed werk volkomen toegerust. 

Het woord onderricht ons, het weerlegt ons, het verbeterd ons en het voedt ons op.
Waartoe? Opdat de mens Gods volkomen zij, tot alle goed werk volkomen toegerust.

Is Gods woord de liefde en enige liefde van ons hart?

Is God de liefde van ons hart?
Is God de liefde van onze ziel?
Is God de liefde van al onze kracht?
(Mattheus 22: 36- 38)

Ja, een eerste, een enige en een laatste belangrijke en cruciale vraag: Ben jij veranderd?
Heeft het woord jou veranderd?
Als er geen verandering is dan ben je nog vleselijk.

-----------------------------------------------------------------------------------------------

Daarom, noch wie plant, noch wie begiet, betekent iets, maar God, die de wasdom geeft.

In de eerste drie verzen van dit hoofdstuk had Paulus een sterke aanklacht neergezet tegen de gemeente van Korinthe, een aanklacht dat ze "onveranderde" gelovigen waren.

In de volgende verzen krijgt deze aanklacht meer inhoud.

1 Korinthe 3: 4- 7

4 Want wanneer de een zegt: Ik ben van Paulus; en de ander: Ik van Apollos; zijt gij dan niet (onveranderde) mensen? 
5 Wat is dan Apollos? Of wat is Paulus? Dienaren, door wie gij tot geloof gekomen zijt, en wel zoals de Here dit aan een ieder geschonken heeft. 
6 Ik heb geplant, Apollos heeft begoten, maar God gaf de wasdom. 
Daarom, noch wie plant, noch wie begiet, betekent iets, maar God, die de wasdom geeft. 
Want wanneer de een zegt: Ik ben van Paulus; en de ander: Ik van Apollos; zijt gij dan niet (onveranderde) mensen?

Ja, in vers drie was de aanklacht dat de Korinthiërs "onveranderde" gelovigen waren. In dit vers zien we hoe Paulus dat verder onderbouwd.
Ja, wanneer gelovigen zeggen dat ze "van Paulus zijn", of de andere zegt: "ik ben van Apollos", is dat geen teken dat iemand ten diepste die prachtige boodschap van het kruis niet heeft begrepen? Is dat geen teken van "onveranderdheid". Volgers van mensen in plaats van volgers van het kruis? In plaat van volgers van de Heere Jezus Christus?

En ja, nu zal iedereen natuurlijk zeggen, maar dat overkomt mij niet.
Maar toch, hoe komt het dan dat er zoveel verschillende groeperingen zijn met al hun verschillende kleuren?
En waarom is er zoveel verdeeldheid? Wat is daar de ware bron van?
Durven we diep na te denken en onszelf echt een aantal belangrijke en cruciale vragen te stellen?

En waarom is er soms in de gemeente verdeeldheid?
Komt dat niet omdat sommige gelovigen nog ergens aan vast willen houden wat ze ooit een keer geleerd of gehoord hebben?
En dat van mensen?

Hoe diep durven wij te gaan? Hoe diep durven wij na te denken?
Hoe groot is onze dienstbaarheid aan Hem?
Zijn er grenzen?
Nee, er mag geen enkele grens zijn!

Zijn Woord rijkelijk in ons, dat is het antwoord.

Psalm 1:
1 Welzalig de man die niet wandelt in de raad der goddelozen, die niet staat op de weg der zondaars, noch zit in de kring der spotters; 
Maar aan des Heren wet zijn welgevallen heeft, en diens wet overpeinst bij dag en bij nacht. 
3 Want hij is als een boom, geplant aan waterstromen, die zijn vrucht geeft op zijn tijd, welks loof niet verwelkt; al wat hij onderneemt, gelukt. 
4 Niet alzo de goddelozen: die toch zijn als kaf dat de wind verstrooit. 
5 Daarom houden de goddelozen geen stand in het gericht, noch de zondaars in de vergadering der rechtvaardigen, 
6 Want de Here kent de weg der rechtvaardigen, maar de weg der goddelozen vergaat.

Ja, de Psalmschrijver stelt dat de mens die aan de wet van de Heere zijn welgevallen heeft en diens wet overpeinst BIJ DAG EN BIJ NACHT, dat is de mens die werkelijk zalig is. Ben jij die mens?

En zo gaat Paulus verder.
Wat is dan Apollos? Of wat is Paulus? Dienaren, door wie gij tot geloof gekomen zijt.

Ja, wat is Apollos? Of wat is Paulus?
Wie zijn deze mannen? Het zijn dienaren van God.

En zegt Paulus, door deze dienaren zijn jullie tot geloof gekomen.
Ze waren het instrument van God.

Ja, hoe brengt God het evangelie? Door Zijn dienaren.

Romeinen 10:
12 Want er is geen onderscheid tussen Jood en Griek. Immers, een en dezelfde is Heer over allen, rijk voor allen, die Hem aanroepen; 
13 want: al wie de naam des Heren aanroept, zal behouden worden. 
14 
Hoe zullen zij dan Hem aanroepen, in wie zij niet geloofd hebben? Hoe geloven in Hem, van wie zij niet gehoord hebben? Hoe horen zonder prediker? 
15 
En hoe zal men prediken zonder gezonden te zijn? Gelijk geschreven staat: Hoe liefelijk zijn de voeten van hen, die een goede boodschap brengen.

Ja, God heeft Zijn dienaren uitgekozen.
Zij waren de 13 die door Jezus waren uitgekozen om het evangelie, door de kracht van de Geest, kenbaar te maken aan de mensen en aan de gemeenten.
En daarnaast had Jezus andere "gaven" gegeven aan de gemeente.

Efeze 4:
11 En Hij heeft zowel apostelen als profeten gegeven, zowel evangelisten als herders en leraars, 
12 om de heiligen toe te rusten tot dienstbetoon, tot opbouw van het lichaam van Christus, 
13 totdat wij allen de eenheid des geloofs en der volle kennis van de Zoon Gods bereikt hebben, de mannelijke rijpheid, de maat van de wasdom der volheid van Christus. 

Ja, de gemeente moest opgebouwd worden en in die opbouwing waren verschillende taken door verschillende dienaren en dit alles gegeven door Christus.
Zo waren deze dienaren van God door wie de Christenen in Korinthe tot geloof waren gekomen.
Nu waren deze Korinthiërs volgers geworden van "de dienaren van God", in plaats van dienaren van God zelf!!

En wel zoals de Here dit aan een ieder geschonken heeft.

Ja, God had deze dienaren een gave gegeven en allen op hun eigen unieke wijze.
Niet alle apostelen waren identiek, God had aan elk een gave gegeven.
Niet alle profeten waren hetzelfde. Niet alle evangelisten waren hetzelfde, niet alle herders en leraars waren hetzelfde.
Allen waren ze uniek, met een unieke gave, gegeven door Christus zelf.

Ja, zoals Paulus later in deze zelfde brief zal uitdiepen.

1 Korinthe 12:
28 En God heeft sommigen aangesteld in de gemeente, ten eerste apostelen, ten tweede profeten, ten derde leraars, verder krachten, daarna gaven van genezing, (bekwaamheid) om te helpen, om te besturen, en verscheidenheid van tongen. 

En zo gaat Paulus verder:

Ik heb geplant, Apollos heeft begoten, maar God gaf de wasdom.

Paulus was degene die had geplant en Apollos had begoten.
Ja, zo had elk een andere taak.
Paulus was in die zin "een planter" en Apollos was "een begieter".

Ja, zoals we eerder in hoofdstuk 1 lazen, Paulus was een "verkondiger van het evangelie".
Hij was in het bijzonder geroepen om het Woord, overal waar hij heenging, te planten in de harten van mensen.
En anderen gingen hier weer achteraan, zoals Apollos, om deze gestichte gemeenten verder te begieten.

En ja, wie was het die de vrucht gaf? Dat was één, dat was God.
Wie gaf de wasdom? Dat was God.

Het woord "wasdom" komt van het Griekse woord "auxano" en dit woord betekent "om te groeien" en "om te vermeerderen".
Waar kwam de ware vrucht vandaan? Van God zelf.

Daarom, noch wie plant, noch wie begiet, betekent iets, maar God, die de wasdom geeft.

Sprekend over "onderanderde gelovigen"? 
Paulus en Apollos waren dienaren, maar God had de werkelijke vrucht gegeven.

Hoe kwamen ze er dan bij om degene te gaan verheerlijken, die planters en begieters waren, Paulus en Apollos?

Ja, aanbidders van God, dat is de sleutel.

Johannes 4:
24 God is geest en wie Hem aanbidden, moeten aanbidden in geest en in waarheid

Hoe machtig en hoe mooi is dit?
Wij mogen aanbidders worden, wij horen aanbidders te worden van de God die hemel en aarde geschapen heeft.
Hem alleen, in Geest en in waarheid.
Niets anders dan in de Geest en niets anders dan in de waarheid.

Waar sta jij?
Kan jij al het menselijke loslaten?
Kan jij traditie achter je laten?
Kan jij alles loslaten voor Hem?

-----------------------------------------------------------------------------------------------

Wie plant en wie begiet, staan gelijk; alleen zal elk zijn eigen loon krijgen naar zijn eigen werk.

In de laatst overdachte verzen, vers 4- 7,  lazen we dat Paulus en Apollos dienaren waren van God, waarbij Paulus verder schreef dat Paulus had "geplant" en Apollos had "begoten".

Dit is extreem belangrijk om dit goed mee te nemen naar de verzen die we vandaag overdenken, vers 8- 11, en het volgende deel van dit hoofdstuk, vers 12- 16.
De verzen 8- 16 worden mijn inziens vaak verkeerd gelezen en verkeerd uitgelegd. 
En ik schrijf dit uit met warmte en met diep respect naar geliefde broeders, zusters en vrienden.

Vaak worden deze verzen toegepast op individuele Christenen, maar dit klopt niet met de context.
In deze verzen spreekt Paulus over het werk van "planters" en "begieters".

1 Korinthe 3: 8- 11

Wie plant en wie begiet, staan gelijk; alleen zal elk zijn eigen loon krijgen naar zijn eigen werk. 
9 Want Gods medearbeiders zijn wij; Gods akker, Gods bouwwerk zijt gij. 
10 Naar de genade Gods, die mij gegeven is, heb ik als een kundig bouwmeester het fundament gelegd, waarop een ander voortbouwt. Maar ieder zie wel toe, hoe hij daarop bouwt. 
11 Want een ander fundament, dan dat er ligt, namelijk Jezus Christus, kan niemand leggen. 

Wie plant en wie begiet, staan gelijk.

Wat lezen we hier? We lezen hier dat Paulus spreekt over hij die plant en hij die begiet.
Wie waren dat? Dat waren Paulus en Apollos en anderen die leiding gaven in de vroege gemeente.

En ja, deze "dienaren van God" die stonden gelijk aan elkaar. Niemand was hoger of lager dan de andere.
Ondanks dat hun gaven verschilden, ze stonden als "dienaren van God" gelijk aan elkaar.

Dit laat zien hoe prachtig het plan van God is.
Dit laat zien dat een ieder zijn eigen gave had om die te laten werken voor het welzijn van de gemeenten.
Maar ze waren wel gelijk. De ene was niet hoger of beter dan de andere, nee, ze waren allemaal gelijk.
Rollen waren anders, maar ze waren gelijk in de zin dat ze allemaal "dienaren van God" waren ten dienste van de gemeente, Gods akker en bouwwerk. (Vers 9)

Alleen zal elk zijn eigen loon krijgen naar zijn eigen werk.

Nu weer wederom de belangrijke vraag, over wie gaat het hier?
Het gaat hier over degene die planten en die begieten. 

Wat krijgen zij? Zij krijgen allemaal hun eigen loon naar het werk dat zij verricht hebben.

Want Gods medearbeiders zijn wij; Gods akker, Gods bouwwerk zijt gij.

Wie zijn in deze context "de medearbeiders van God"?  Dat zijn degene die planten en begieten.
Dat zijn de medearbeiders in deze context.

En ja, in het tweede deel van deze bovenstaande woorden wordt dat nog duidelijker.
Waarom? De gelovigen worden beschreven als "Gods akker" en Gods bouwwerk".

Dus alles samenvattend: De medearbeiders zijn de planters en de begieters. De gelovigen in de gemeenten zijn Gods akker en Gods bouwwerk, waar deze arbeiders van God planten en begieten.

Naar de genade Gods, die mij gegeven is, heb ik als een kundig bouwmeester het fundament gelegd, waarop een ander voortbouwt. Maar ieder zie wel toe, hoe hij daarop bouwt.

Ja, en zo spreekt Paulus hier over "de genade Gods" die hem gegeven is.
Wat was Paulus gegeven als een gave? Het was zijn apostelschap, dat hij was uitgekozen om het evangelie te prediken in het bijzonder aan de Heidenen. 
(Rom. 15: 15, 16; Efeze 3: 6, 7)

En ja, wat heeft Paulus gedaan? Hij heeft als "een kundig bouwmeester" het fundament gelegd.
Als "een planter" heeft Paulus zijn werk verricht.

Luister eens naar de woorden van Handelingen 20:

24 Maar ik tel mijn leven niet en acht het niet kostbaar voor mijzelf, als ik slechts mijn loopbaan mag ten einde brengen en de bediening, die ik van de Here Jezus ontvangen heb om het evangelie der genade Gods te betuigen. 
25 En nu, zie, ik weet, dat gij allen, onder wie ik rondgereisd heb met de prediking van het Koninkrijk, mijn aangezicht niet meer zien zult. 
26 Daarom verklaar ik u op de dag van heden, dat ik rein ben van aller bloed; 
27 
want ik heb niet nagelaten u al de raad Gods te verkondigen

Ja, Paulus, overal waar hij ging predikte hij het evangelie.
Deze bediening had hij van God ontvangen.
En nee, Paulus had niet nagelaten om de gehele raad van God te verkondigen.
Paulus was "een kundig bouwmeester".

En wat doet de volgende? Daarop "bouwt een ander voort".
Dus over wie spreken we? We spreken hier nog steeds over "de planter en de begieter".

En zoals Paulus dan schrijft, "maar ieder ziet wel toe, hoe hij daarop bouwt".
Ja, elke planter moest met zorg het fundament leggen en elke begieter moest ervoor zorgen dat hij daar goed op voortbouwde.
Wie is dan de bouwer? Dat is de "begieter".

Waarvan waren zij planter en begieter? Van Gods akker, van Gods bouwwerk, de gemeenten.

Want een ander fundament, dan dat er ligt, namelijk Jezus Christus, kan niemand leggen.

Ja, want een andere fundament, dan dat er ligt kan niemand leggen. 
Door de planters mocht alleen één fundament gelegd worden en dat is het fundament van Jezus.

En dat was belangrijk voor "de planters en voor de begieters".
Zij mochten en konden geen ander fundament leggen dan het fundament van Jezus Christus.

Als we al deze dingen bij elkaar zetten dan zien we dat er hier gesproken wordt over "planters en begieters".
En deze planters en begieters moeten voorzichtig zijn hoe zij aan Gods bouwwerk bouwden.

Als we dan verder over deze dingen nadenken in de context.
De aanklacht die we in hoofdstuk 1 vinden wordt nog steeds beantwoord.
De gelovigen hadden de dienaren van God verhoogd boven God zelf.
Ze waren volgers van dienaren geworden, en niet volgers van God.

In dit deel laat Paulus opnieuw zien hoe absurd dit alles is.
Paulus en Apollos waren louter dienaren van God.

En dat moest "de akker, het bouwwerk" weer opnieuw gaan zien.
Dit beeld moest geschilderd worden voor hun ogen, zodat hun ogen weer rein konden worden.
Ja, oogzalf was nodig voor deze gemeente.

Hoe staat het met onze ogen?
Staan onze ogen gericht op God, op Christus en op de Heilige Geest.
Of zijn we bewonderaars van mensen en menselijke leringen geworden?


----------------------------------------------------------------------------------------------

Want de dag zal het doen blijken, omdat hij met vuur verschijnt, en hoedanig ieders werk is, dat zal het vuur uitmaken.

De woorden uit de tekst die we vandaag gaan behandelen hebben alles te maken met de grotere context van waarin deze woorden geschreven staan.
Wat is het thema van hetgene dat we tot nu toe hebben gelezen? Het thema is dat Paulus is begonnen in hoofdstuk 1: 10 om te laten weten dat er een grove zonde was in de gemeente van Korinthe, er was twist en verdeeldheid in de gemeente.
Alles wat er na vers 10 van hoofdstuk 1 tot nu toe volgt is om de gemeente te laten zien hoe verkeerd zij aan het handelen waren.
Ze waren volgers geworden van de dienaren van God in plaats van God zelf.

We hebben gezien in de voorgaande verzen van dit hoofdstuk, 1- 11, Paulus doet een aanklacht dat de gemeente van Korinthe uit "onveranderde gelovigen" bestond omdat zij volgers van mensen waren geworden, (vers 1- 4) dan geeft Paulus aan dat zijzelf, de planters en begieters, dienaren van God waren door wie de Korinthiërs tot geloof waren gekomen. (vers 5), en daarna geeft Paulus aan dat God het is die de wasdom, de vrucht, geeft (vers 6- 7)
Ja, alles draaide om God. En dat waren de Korinthiërs volledig vergeten.

Daarna in vers 8 en 9 schrijft Paulus: "Wie plant en wie begiet, staan gelijk; alleen zal elk zijn eigen loon krijgen naar zijn eigen werk. Want Gods medearbeiders zijn wij; Gods akker, Gods bouwwerk zijt gij".

Deze zin begint met de woorden  "wie plant en wie begiet, staan gelijk" en die woorden worden door Paulus gekoppeld aan de woorden "zal elk zijn loon krijgen naar zijn eigen werk". En dat is zo belangrijk om mee te nemen als we verder lezen om een goed beeld te krijgen waar Paulus over spreekt. 
Over wie spreekt Paulus? Over hen die planten en begieten en het loon wat zij van hun werk krijgen.

Hij spreekt hier niet over de gemeente, individuele Christenen, Gods akker en bouwwerk, nee contextueel spreekt Paulus over het loon van de planter en de begieter.

En zo schrijft Paulus:

1  Korinthe 3: 12- 15

12 Is er iemand, die op dit fundament bouwt met goud, zilver, kostbaar gesteente, hout, hooi, of stro, 
13 ieders werk zal aan het licht komen. Want de dag zal het doen blijken, omdat hij met vuur verschijnt, en hoedanig ieders werk is, dat zal het vuur uitmaken. 
14 Indien het werk, dat hij erop gebouwd heeft, standhoudt, zal hij loon ontvangen, 
15 maar indien iemands werk verbrandt, zal hij schade lijden, doch hij zelf zal gered worden, maar als door vuur heen. 

Is er iemand, die op dit fundament bouwt met goud, zilver, kostbaar gesteente, hout, hooi, of stro, ieders werk zal aan het licht komen.

Ja, als Paulus hier dan spreekt over "is er iemand" dan spreekt hij over hen die planten en begieten.
Wat we dus zien is dat Paulus zich hier went tot hen die bouwen aan het bouwwerk Gods.
Dus ja, in de grotere context spreekt Paulus over een ieder die bouwt op het fundament wat gelegd is Jezus, en hoe "planters en begieters" daar op hebben voortgebouwd.

En zo staat er geschreven: "Ieders werk zal aan het licht komen".

Als we dit gaan vergelijken met het boek van Filippenzen en Thessalonisenzen dan lezen we daar:

Filippenzen 4:
1 Daarom, mijn geliefde broeders, naar wie mijn verlangen uitgaat, mijn blijdschap en kroon, staat alzo vast in de Here, geliefden! 

1 Tess. 2:
19 Want wie is onze hoop of blijdschap of erekrans voor onze Here Jezus bij zijn komst, wie anders dan gij? 
20 Ja, 
gij zijt onze eer en blijdschap. 

Ja, wie was de kroon van Paulus? De gemeente van Filippenzen.
Wie was de erekrans van Paulus? De gemeente van Thessalonisenzen.

Ja, Gods akker en bouwwerk, de gemeenten van Filippenzen en Thessalonisenzen, zij waren de kroon, de erekrans en de eer van Paulus.
En dit "voor de Here Jezus bij Zijn komst".

Wie was het werk van Paulus? De gemeente van Filippenzen en de gemeente van Thessalonisenzen.
Zij waren onbrandbaar. Zij stonden sterk in de leer van de Apostelen.
Ja, de gemeenten van Filippenzen en Thessalonisenzen die zouden blijven bestaan.
De gemeente van Korinthe die zou vergaan, want op dit moment waren zij van hout, hooi en stro.


Stond de gemeente van Korinthe sterk in de leer van de apostelen?
Nee, ze waren volgers van mensen geworden.
Ten tijde dat Paulus tot hen sprak bestonden ze uit materiaal dat brandbaar was.
Ze stonden niet waar ze hoorden te staan.

Ja, en zo zou ieders werk, van de planters en de begieters, aan het licht komen.

Want de dag zal het doen blijken, omdat hij met vuur verschijnt, en hoedanig ieders werk is, dat zal het vuur uitmaken.

Als er dan in dit vers wederom gesproken wordt over "en hoedanig ieders werk is", dan is de belangrijke vraag opnieuw, wat er precies bedoeld wordt met "ieders werk".
Welke "ieders werk" heeft Paulus het over? Omdat we gezien hebben dat er duidelijk gesproken wordt over planters en begieters, over de gemeente als akker en bouwwerk, over een fundament en over het voortbouwen op dit fundament, zien we dat "ieders werk" spreekt over "de planters en de begieters".

Als Paulus hier spreekt over "de dag" die met vuur verschijnt is het ook interessant om te zien hoe dit verband houdt met goud, zilver, kostbaar gesteente enerzijds, en hout, hooi of stro anderzijds. Goud, zilver en kostbaar gesteente kan niet verbranden, terwijl hout, hooi en stro eenvoudig kan branden.

Ja, er zal een dag komen, de dag des oordeels, die met vuur verschijnt, om te laten bestaan of te laten vergaan.

Filippenzen 2:
14 Doet alles zonder morren of bedenkingen, 
15 opdat gij onberispelijk en onbesmet moogt zijn, onbesproken kinderen Gods te midden van een ontaard en verkeerd geslacht, waaronder gij schijnt als lichtende sterren in de wereld, 
16 het woord des levens vasthoudende, mij ten roem tegen de dag van Christus, 
dat ik niet vruchteloos (mijn wedloop) gelopen, noch vruchteloos mij ingespannen heb.

Ook in deze woorden lezen we dat Paulus de gemeente van Filippenzen aanspoort om wel vast te houden, zodat Paulus zich niet vruchteloos gelopen of ingespannen had.
Ja, de gemeente van Filippenzen was de kroon van Paulus in de dag van het vuur. (Vergelijk ook: Gal. 4: 11; 1 Tess. 3: 5

(We weten ook, vanuit de tweede brief aan Korinthe, dat de gemeente zich bekeerd heeft van al hun verkeerde daden, toen waren ze weer goud, zilver en kostbaar gesteente, onbrandbaar op de dag van het vuur,  2 Kor. 7: 8- 11) 

Indien het werk, dat hij erop gebouwd heeft, standhoudt, zal hij loon ontvangen.

Vanuit deze woorden zien we opnieuw dat we een belangrijk onderscheid moeten maken tussen 1) het werk en 2) dat hij erop gebouwd heeft.
Wat is het werk? Het werk van de planters en de begieters.
Wat is "wat hij erop gebouwd heeft" Dat is wat er gebouwd is op het fundament.
Wat wordt er gebouwd op het fundament? Het bouwwerk.
Wat is het bouwwerk? De lokale gemeenten.

En ja, als de gemeenten zich hielden aan de leer van de apostelen, dan waren ze goud, zilver en van kostbaar gesteente.
Als de gemeenten zich niet hielden aan de leer van de apostelen, dan waren ze gemaakt van hout, hooi en stro.

En zo zou iedere planter en begieter zijn loon krijgen, als wat hij op het fundament gebouwd heeft stand zou houden.

Maar indien iemands werk verbrandt, zal hij schade lijden, doch hij zelf zal gered worden, maar als door vuur heen.

Dan volgend de woorden "Maar indien iemands werk verbrandt, zal hij schade lijden".

Wiens werk? Het werk van de planters en de begieters.
Wie zal er schade lijden? De planters en de begieters.
Wat is dit werk? De gemeenten waar ze mee gewerkt hebben.

Ja, dat werk kan verbranden.
Maar de planter en de begieter zelf? Die zal gered worden.

Wat kunnen we stellen als conclusie? Wat laat dit alles zien?

Dit alles laat zien hoe Paulus omgaat met de vraag van de twist en de verdeeldheid in de gemeente van Korinthe.

Nadat Paulus had uitgelegd dat hij en Apollos dienaren van God waren, medearbeiders van God, liet hij deze gemeente weten dat "het werk" van deze planters en begieters op de dag van het vuur, brandbaar of ontbrandbaar waren.

Ja, als de gemeente uit goud, zilver en kostbaar gesteente zou zijn, dan zou de gemeente blijven staan in het oordeel.
Als de gemeente uit hout, hooi en stro bestond, dan zou de gemeente niet blijven staan in het oordeel.

Ja, dit waren woorden die duidelijk gericht waren aan de gemeente van Korinthe en de verdeeldheid waar zij op dit moment mee te maken hadden.
In deze eerste brief aan de Korinthiers worden nog meer problemen besproken, maar met deze woorden had Paulus heel duidelijk gemaakt dat deze gemeente uit hout, hooi en stro bestond en als ze niet zouden veranderen, dan zouden ze niet standhouden in de dag des oordeels.

In al deze woorden zien we een sterke waarschuwing aan deze gemeente om hun verkeerde daden om te zetten in goede daden.
En de tweede brief maakt ons duidelijk dat ze ook waren veranderd. (2 Kor. 7: 8-

Ja, op het moment dat Paulus deze brief stuurde moest hij hen aanklagen en beschrijven als bestaande uit hout, hooi en stro, brandbaar.
Maar ze zouden veranderen en weer worden goud, zilver en kostbaar gesteente, onbrandbaar.

Onderstaande tekst laat ook een heel belangrijk principe zien aangaande onze gedachten vandaag.

Ezechiël 3:
16 Na verloop van zeven dagen kwam het woord des Heren tot mij: 
17 Mensenkind, u heb Ik tot wachter over het huis Israels aangesteld. Wanneer gij een woord uit mijn mond hoort, zult gij hen uit mijn naam waarschuwen. 
18 Als Ik tot de goddeloze zeg: Gij zult zeker sterven! en gij waarschuwt hem niet en spreekt niet om de goddeloze voor zijn goddeloze weg te waarschuwen ten einde hem in het leven te behouden, dan zal die goddeloze in zijn eigen ongerechtigheid sterven, maar van zijn bloed zal Ik u rekenschap vragen. 
19 Maar als gij de goddeloze waarschuwt en hij bekeert zich niet van zijn goddeloosheid en van zijn goddeloze weg, dan zal hij in zijn eigen ongerechtigheid sterven; maar gij hebt uw leven gered. 
20 En als een rechtvaardige zich afkeert van zijn gerechtigheid en onrecht doet, en Ik een struikelblok voor hem neerleg, dan zal hij sterven; omdat gij hem niet gewaarschuwd hebt, zal hij in zijn zonde sterven, en met de gerechte daden die hij gedaan heeft, zal geen rekening gehouden worden; maar van zijn bloed zal Ik u rekenschap vragen. 
21 Maar als gij de rechtvaardige waarschuwt, opdat hij niet zondige, en hij zondigt niet, dan zal hij zeker leven, want hij heeft zich laten waarschuwen; en gij hebt uw leven gered.


------------------------------------------------------------------------------------

Want de tempel Gods, en dat zijt gij, is heilig!

Paulus had de gemeente aangeschreven dat zij "onveranderde gelovigen" waren als zij volgers waren van mensen in plaats van volgers van God zelf.
Ja, de gemeente van Korinthe had twist en verdeeldheid onder zich, ze waren volgers van mensen geworden.

In vers 9 had Paulus geschreven: "Want Gods medearbeiders zijn wij; Gods akker, Gods bouwwerk zijt gij".

Paulus had hen verder aangeschreven dat hij als een kundig bouwmeester een goed fundament had gelegd, maar elke volgende bouwer moest wel toezien hoe hij daarop verder bouwde.
Niet elke bouwer werkte met zuiver bouwmateriaal. Sommige mochten bouwen met goud, zilver en kostbaar gesteente, andere bouwden met hout, hooi en stro.

En ja, nu moesten de Korinthiers gaan inzien dat zij geen deugdelijk bouwmateriaal waren.
Waarom? Zij waren verdeeld! Er was twist in deze gemeente en dat maakte hen tot ondeugdelijk bouwmateriaal. 
Zij waren van hout, van hooi en van stro en dat was brandbaar. Niet deugdelijk om te ware test te doorstaan.
Hun hadden de tempel van God geschonden, en nu zou God hen schenden.

In een sterke poging om hen verder aan te moedigen om beter bouwmateriaal Gods te worden, goud, zilver en kostbaar gesteente, spreekt hij hen verder stevig toe in vers 16 en 17.

1 Korinthe 3: 16- 17

16 Weet gij niet, dat gij Gods tempel zijt en dat de Geest Gods in u woont? 
17 Zo iemand Gods tempel schendt, God zal hem schenden. Want de tempel Gods, en dat zijt gij, is heilig! 

Weet gij niet, dat gij Gods tempel zijt en dat de Geest Gods in u woont?

Ja, de Korinthiers worden hier beschreven als Gods tempel. En wie woont er in deze tempel?
Ja, de Heilige Geest woont in deze tempel.

Luister eens naar de woorden van Paulus in Efeze 2.

19 Zo zijt gij dan geen vreemdelingen en bijwoners meer, maar medeburgers der heiligen en huisgenoten Gods, 
20 gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, terwijl Christus Jezus zelf de hoeksteen is. 
21
 In Hem wast elk bouwwerk, goed ineensluitend, op tot een tempel, heilig in de Here, 
22 
in wie ook gij mede gebouwd wordt tot een woonstede Gods in de Geest.

En ja, hier zien we het opnieuw:
Hoe worden de gelovigen omschreven? Als medeburgers der heiligen en huisgenoten van God.
Waar was de gemeente op gebouwd? Op het fundament van de apostelen en de profeten.
Wie was de hoeksteen? Jezus Christus.
Wie is het bouwwerk? De gemeente.
Hoe wordt de gemeente verder omschreven? Als de tempel Gods.
Hoe wordt deze tempel verder omschreven? Als een woonstede Gods in de Geest.

Wie woont er in de gemeente? De Heilige Geest van God.

(In het nieuwe Testament zien we dat de gemeente soms wordt beschreven als de plaats waar de Geest woont, 1 Kor. 3: 16; Efeze 2: 22, soms wordt de gelovige beschreven als degene in wie de Geest woont, Romeinen 8: 9- 11. De context helpt ons om te verklaren over welke inwoning het gaat. In deze tekst gaat het om de inwoning van de Geest in de gemeente)

Wat had de gemeente van Korinthe gedaan aan deze woonstede van God?
Ze hadden deze tempel geschonden door volgers van mensen te worden.

Wie heeft de gemeente gekocht en betaald? Jezus Christus. (Openb. 5: 9)
Hoe heeft Jezus Zijn gemeente verkregen? Door Zijn eigen bloed. (Handl. 20: 28)
Van wie is de gemeente? Van Jezus Christus. (Matt. 16: 18)

Ja, dit was een grote schaamte voor de gemeente van Korinthe.
De gemeente die toebehoorde aan Jezus, die Jezus met Zijn eigen bloed betaald en gekocht had, waren nu volgers van mensen geworden.
En Paulus moest hen sterk waarschuwen. De tempel Gods was een plaats waar de Heilige Geest leefde.
En nu waren ze volgers van mensen geworden.

En zo gaat Paulus verder met een sterke waarschuwing aan het adres van de gemeente van Korinthe in het volgende vers.

Zo iemand Gods tempel schendt, God zal hem schenden.

Ja, die de tempel van God schendt, dat is de gemeente, God zal hem schenden.

De tempel is een beschrijving voor de gemeente, we zien dit ook in 2 Korinthe 6: 16.
Als tempel van God is de gemeente de plaats waar God woont.

16 Welke gemeenschappelijke grondslag heeft de tempel Gods met afgoden? Wij toch zijn de tempel van de levende God, gelijk God gesproken heeft: Ik zal onder hen wonen en wandelen, en Ik zal hun God zijn en zij zullen mijn volk zijn. 
17 Daarom gaat weg uit hun midden,en scheidt u af, spreekt de Here,en houdt niet vast aan het onreine. 
18 en Ik zal u aannemen, en Ik zal u tot Vader zijnen gij zult Mij tot zonen en dochteren zijn,zegt de Here, de Almachtige. 
19 Daar wij nu deze beloften bezitten, geliefden, laten wij ons reinigen van alle bezoedeling des vlezes en des geestes, en zo onze heiligheid volmaken in de vreze Gods. 

Ja, zoals we in deze tekst lezen: "wij" toch zijn de tempel van de levende God, ik zal onder "hen" wonen.
In de eerste tempel woonde God en zo woont God in de volmaakte tempel, de gemeente.

(Interessant is hier om te zien hoe God in de eerste tempel ten diepste geen contact kon hebben met de mensen van het eerste verbond. Alleen door de hogepriester, één keer per jaar, maar die eerst ook voor zichzelf moest offeren. Alles werd gescheiden door het voorhangsel, maar toen Christus kwam is het voorhangsel gescheurd en is volledige toegang tot God mogelijk. Dit door het éénmalige volmaakte offer van Jezus Christus op Golgotha)

Ja, en dan nu de waarschuwing aan de gemeente van God, de waarschuwing aan "de tempel van God", wie de tempel van God schend, God zal hem schenden.
En dit was de waarschuwing die deze gemeente nodig had, de gemeente was de tempel van God aan het schenden, door volgers van mensen te zijn.
Dit moest veranderen.

Het woord "schenden" komt van het Griekse woord "phtheiro" en dit woord betekent "om iets te gronde te richten" of "om iets te vernielen".
En ja, dat gebeurde in de gemeente van Korinthe, ze waren de gemeente ten gronde aan het richten, ze waren de gemeente aan het vernielen door volgers van mensen te zijn.
En zo krijgen zij de waarschuwing. Als jullie de gemeente ten gronde richten, dan zal God jullie ten gronde richten.

En zien we die boodschap niet in de zeven brieven aan de gemeenten in het boek van Openbaring?
Als we daar kijken naar de gemeente van Efeze dan krijgen zij ook een waarschuwing.

Openbaring 2:
5 Gedenk dan, van welke hoogte gij gevallen zijt en bekeer u en doe (weder) uw eerste werken. Maar zo niet, dan kom Ik tot u en Ik zal uw kandelaar van zijn plaats wegnemen, indien gij u niet bekeert. 

Ja, als de gemeente niet meer functioneert zoals God het heeft bedoeld zal God deze gemeente schenden.
Zal God deze gemeente ten gronde richten en vernielen. Dan zal de kandelaar weggenomen worden.
Tenzij er bekering kwam.

Nee, dit zijn geen zachte woorden.
Dit zijn woorden die wij ter harte moeten nemen. Sterk ter harte moeten nemen.
De gemeente moet bestaan uit mensen bij wie "het woord van Christus" rijkelijk woont. (Koll. 3: 16- 17)

Aan de gemeente van Smyrna werd geschreven:

Openbaring 2:
10 Wees niet bevreesd voor hetgeen gij lijden zult. Zie, de duivel zal sommigen uwer in de gevangenis werpen, opdat gij verzocht wordt, en gij zult een verdrukking hebben van tien dagen. Wees getrouw tot de dood en Ik zal u geven de kroon des levens. 
11 Wie een oor heeft, die hore, wat de Geest tot de gemeenten zegt. 
Wie overwint, zal van de tweede dood geen schade lijden.

Ja, degene die overwint die zal geen schade hebben van de tweede dood, degene die niet overwint zal wel schade hebben van de tweede dood.

God is een jaloers God en vraagt om totale toewijding.
Hij verdient het!! En Hij vraagt niets meer en niets minder.

Alles stond en staat met bekering. Verandering.
Geen volgers van mensen, maar volgers van God, volledig en totaal.
Anders wordt Gods tempel geschonden. En die Gods tempel schend, die zal God schenden.

Want de tempel Gods, en dat zijt gij, is heilig!

Ja, de gemeente is de tempel van God.
En die tempel is heilig.

Ja, de gemeente van Korinthe was schuldig, ze hadden de tempel van God ontwijd. Ontwijd door volgers van mensen te worden in plaats van volgers van het kruis en degene die aan het kruis was gestorven.

En zo gaat er een sterke waarschuwing uit naar ons.
Broeders en zusters, vrienden, waar staan wij?
Staan wij aan de kant van Jezus? Volgen wij de leer van Jezus?
Of zijn we ons meer gaan richten op tradities van mensen?
In hoeverre zijn Zijn woorden in ons?
In hoeverre gehoorzamen wij Zijn woorden?

Zoals Paulus later in het boek van Korinthe zou schrijven: 

2 Kor. 13: 
Stelt uzelf op de proef, of gij wel in het geloof zijt, onderzoekt uzelf. Of zijt gij niet zo zeker van uzelf, dat Jezus Christus in u is? Want anders zijt gij verwerpelijk.

Stel uzelf op de proef, of gij wel in het geloof zijt.
En opnieuw, onderzoek uzelf.
Is Jezus in u?
Als Jezus niet in u is, dan zijt gij verwerpelijk.
Merk ook op dat in dit vers "in het geloof zijn" en "Jezus Christus in u is" aan elkaar gelijk staan.
Zien we dat?

Jezus in ons, is meer dan roepen dat Jezus in ons is.
Wat zei Jezus zelf?

Matteus 7:
21 Niet een ieder, die tot Mij zegt: Here, Here, zal het Koninkrijk der hemelen binnengaan, maar wie doet de wil mijns Vaders, die in de hemelen is 
22 Velen zullen te dien dage tot Mij zeggen: Here, Here, hebben wij niet in uw naam geprofeteerd en in uw naam boze geesten uitgedreven en in uw naam vele krachten gedaan? 
23 En dan zal Ik hun openlijk zeggen: Ik heb u nooit gekend; gaat weg van Mij, gij werkers der wetteloosheid. 
24 
 Een ieder nu, die deze mijn woorden hoort en ze doet, zal gelijken op een verstandig man, die zijn huis bouwde op de rots. 
25 
En de regen viel neer en de stromen kwamen en de winden waaiden en stortten zich op dat huis, en het viel niet in, want het was op de rots gegrondvest. 
26 En een ieder, die deze mijn woorden hoort en ze niet doet, zal gelijken op een dwaas man, die zijn huis bouwde op het zand. 
27 En de regen viel neer en de stromen kwamen en de winden waaiden en sloegen tegen dat huis, en het viel in, en zijn val was groot. 

Gelovigen, broeders en zusters, vrienden, nee, dit zijn geen eenvoudige woorden.
Dit zijn woorden die ons tot nadenken horen te zetten, tot diep nadenken horen te zetten.

Ja, laten we onszelf op de proef stellen?
Is Jezus werkelijk in ons?
Is Zijn leer in ons?
Woont het woord van Christus rijkelijk in ons?

Johannes 10:
27 Mijn schapen horen naar mijn stem en Ik ken ze en zij volgen Mij
28 en Ik geef hun eeuwig leven en zij zullen voorzeker niet verloren gaan in eeuwigheid en niemand zal ze uit mijn hand roven. 


---------------------------------------------------------------------------------------

Laat niemand zichzelf misleiden! Indien iemand onder u meent wijs te zijn in deze tijd, hij worde dwaas, om wijs te worden.

Verdeeldheid en twist, dat waren de problemen in de gemeente, volgers van mensen, dat waren de gelovigen van de gemeente in Korinthe geworden.
Paulus had hun laten zien hoe diep zij hierdoor in zonde waren geraakt in vers 16 en 17. Ja, ze hadden de tempel van God ontwijd, door volgers van mensen te worden. 
Ze waren misleid!! Ze hadden de tempel Gods geschonden, en als de gemeente zich niet zou bekeren, zou God hen schenden.
Ze waren afgeleid van Christus, en in aards denken verzonken geraakt.

1 Korinthe 3: 18- 20

18 Laat niemand zichzelf misleiden! Indien iemand onder u meent wijs te zijn in deze tijd, hij worde dwaas, om wijs te worden. 
19 Want de wijsheid dezer wereld is dwaasheid voor God. Want er staat geschreven: Die de wijzen vangt in hun sluwheid; 
20 en elders: De Here weet, dat de overleggingen der wijzen vruchteloos zijn. 

Laat niemand zichzelf misleiden! Indien iemand onder u meent wijs te zijn in deze tijd, hij worde dwaas, om wijs te worden.

Ja, Paulus had hen al sterk gewaarschuwd, maar hij gaat nog verder.
Ze hadden de tempel van God ontwijd, ze hadden gefaald om levende stenen te zijn in het bouwwerk Gods.
En op de akker Gods, ze hadden gefaald om de vruchten te brengen, die de ware akker van God zou moeten voortbrengen.

En zo gaat Paulus nog een stap verder om hen te waarschuwen. "Laat niemand zichzelf misleiden".
Ja, ze waren misleid, ze dachten "wijs te zijn in deze tijd" maar dat waren ze niet.
Ze waren wijs geworden naar de maatstaven van aards denken en aards handelen.

Op een andere plaats zien we ook een sterke aanmoediging om aards denken achterwege te laten.

Kollosenzen 2:
Ziet toe, dat niemand u medeslepe door zijn wijsbegeerte en door ijdel bedrog in overeenstemming met de overlevering der mensen, met de wereldgeesten en niet met Christus, 
9 want in Hem woont al de volheid der godheid lichamelijk; 
10 
en gij hebt de volheid verkregen in Hem, die het hoofd is van alle overheid en macht. 

Dit is de altijd belangrijke waarschuwing aan gelovigen. Pas op met menselijk denken, pas op met ijdel bedrog in overeenstemming met de overlevering van mensen. Ja, pas op!!

Ja, waar hebben gelovigen hun volheid verkregen? In Christus.
Waarom zouden we dan teruggaan naar de wijsheid van mensen? 

Ja, ze werden aangemoedigd om "dwaas te worden", om "werkelijk wijs" te zijn.
Wijs in Gods ogen.

Want de wijsheid dezer wereld is dwaasheid voor God.

Ja, de wijsheid van de wereld, dat betekent niets voor God. 
We hebben dat al in het eerste hoofdstuk gelezen, vers 18- 29.

De gekruisigde Christus was een dwaasheid voor de wereld. Maar voor de gelovigen was dit "de wijsheid Gods".
Maar daar waren ze nu weer van afgedwaald, en ze moesten terug, terug naar de gekruisigde Christus.

Ja, ze waren wijs geworden in de ogen van wereldse maatstaven en nu behoorden ze "dwaas" te worden.
Waarom? Ze waren aards aan het denken en handelen.

Ja, zoals verder in Kollosenzen word geschreven:

Kollosenzen 2:
2 opdat hun harten getroost en zij in de liefde verenigd worden tot alle rijkdom van een volledig inzicht, en zij het geheimenis Gods mogen kennen, 
Christus, 
in wie al de schatten der wijsheid en kennis verborgen zijn. 

Alleen in Christus zijn verborgen alle schatten van kennis en wijsheid.
Daar zit de sleutel tot een succesvol leven, leven vanuit de kennis en wijsheid van Christus.
Om aan te tonen dat menselijke wijsheid verachtelijk is voor God gaat Paulus gaat verder bekrachtigen door twee aanhalingen uit het eerste verbond.

Want er staat geschreven: Die de wijzen vangt in hun sluwheid.

Deze aanhaling komt uit Job 5: 13.

In deze woorden zien we de het diepgaande contrast tussen menselijke en Goddelijke wijsheid.
Alles wat "aards wijs" is, is verachtelijk voor God.

Ja, de wereld denkt dat ze wijs is, maar God vangt deze wijsheid, en laat zien dat het geen wijsheid is.

en elders: De Here weet, dat de overleggingen der wijzen vruchteloos zijn.

Deze aanhaling komt uit Psalm 94: 11

En ook in deze woorden zien we het diepgaande contrast tussen menselijke en Goddelijke wijsheid.
Die twee ontmoeten elkaar nergens. Die twee ontmoeten elkaar nooit.

Daarom is het zo belangrijk om de Geest van Christus te bezitten.
Want alleen daar zijn alle schatten van wijsheid en kennis.
Alleen God heeft de volmaakte kennis en wijsheid.

Ja, zoals Johannes in hoofdstuk 17 ons voorgaat.

Johannes 17:
17 Heilig hen in uw waarheid; 
uw woord is de waarheid

Alleen Gods woord is waarheid.
En ja, dat had David ontdekt die zei:

Psalm 19:
De wet des Heren is volmaakt, zij verkwikt de ziel; de getuigenis des Heren is betrouwbaar, zij schenkt wijsheid aan de onverstandige. 
9 De bevelen des Heren zijn waarachtig, zij verheugen het hart; het gebod des Heren is louter, het verlicht de ogen. 
10 De vreze des Heren is rein, voor immer bestendig; de verordeningen des Heren zijn waarheid, altegader rechtvaardig. 
11 Kostelijker zijn zij dan goud, ja, dan veel fijn goud; en zoeter dan honig, ja dan honigzeem uit de raat. 

Is dit niet prachtig?
Alleen de woorden van God zijn werkelijk volmaakt. Alleen Gods woord!!

Het woord "verkwikt" in vers 8 komt van het Hebreeuwse woord "shuwb" en betekent "herstellen".

Ja, dat is wat Gods woord met ons doet. Het herstelt onze ziel.
Daarom is het zo belangrijk dat we het Woord Gods helemaal in ons toelaten.
Alleen dat gehele en volmaakte Woord van God kan ons herstellen.

Ik ben bang dat we leven in dagen waarin teveel gelovigen kiezen tussen wat ze wel en niet accepteren vanuit het Woord.
Ja, niet alle dingen zijn even eenvoudig, maar het Woord van God is volmaakt. Het kan de ziel herstellen, maar dan moeten we wel het gehele Woord toelaten en toepassen.

En zoals Paulus in een andere brief schreef:

Efeze 1:
15 Daarom houd ook ik, gehoord hebbende van uw geloof in de Here Jezus en van uw liefde tot al de heiligen, 
16 niet op te danken, u gedenkende bij mijn gebeden, 
17 
opdat de God van onze Here Jezus Christus, de Vader der heerlijkheid, u geve de Geest van wijsheid en van openbaring om Hem recht te kennen.

Ja, wat is nodig?
Nodig is een geest van wijsheid en van openbaring om Hem recht te kennen.
Daar zit de uitdaging voor elke gelovige.

De uitdaging is om te spreken waar God heeft gesproken en om te zwijgen waar God heeft gezwegen.
Zijn woord, dat is de enige weg.

Ja, dat we mogen bidden dat Hij ons een geest geven van wijsheid en van openbaring om Hem recht te kennen.
Dat was het gebed van Paulus voor de gemeente van Efeze.
En dat dat ons gebed moge zijn, dat we Hem recht mogen kennen.

En dan kan alleen maar als het Woord van God onze meditatie is bij dag en bij nacht.

Psalm 1:
1 Welzalig de man die niet wandelt in de raad der goddelozen, die niet staat op de weg der zondaars, noch zit in de kring der spotters; 
2 Maar aan des Heren wet zijn welgevallen heeft, 
en diens wet overpeinst bij dag en bij nacht. 
3 Want hij is als een boom, geplant aan waterstromen, die zijn vrucht geeft op zijn tijd, welks loof niet verwelkt; al wat hij onderneemt, gelukt. 
4 Niet alzo de goddelozen: die toch zijn als kaf dat de wind verstrooit. 
5 Daarom houden de goddelozen geen stand in het gericht, noch de zondaars in de vergadering der rechtvaardigen, 
6 Want de Here kent de weg der rechtvaardigen, maar de weg der goddelozen vergaat.



-------------------------------------------------------------------------------------------

Het is alles het uwe; doch gij zijt van Christus, en Christus is van God.

Paulus had de gemeente sterk toegesproken over de twist en de verdeeldheid.
Dit was hun zonde. Ze waren dwaas geworden in hun geloof.
Ze hadden ware wijsheid achter zich gelaten en waren dwaas geworden, nu behoorden ze weer wijs te worden.

In de voorgaande verzen, 18- 20,  had Paulus dan ook weer sterk laten zien dat menselijke wijsheid in scherp contrast staat met Gods wijsheid.
En deze twee komen nooit bij elkaar.

En zo gaat Paulus in deze laatste verzen van hoofdstuk drie een belangrijke en een krachtige conclusie maken.

1 Korinthe 3: 21- 23

21 Daarom, niemand beroeme zich op mensen; alles is immers het uwe: 
22 hetzij Paulus, Apollos of Kefas, hetzij wereld, leven of dood, hetzij heden of toekomst, het is alles het uwe; 
23 doch gij zijt van Christus, en Christus is van God.

Daarom, niemand beroeme zich op mensen.

En dit was de conclusie van Paulus.
Niemand, niemand moge zich ooit beroemen op mensen!!

Nee, niemand mag ooit een volger van een mens worden, en ja, dit gebeurde in de gemeente van Korinthe.
Mogen wij deze vraag aan onszelf stellen?
Waar staan wij?

Het begin en het einde van de ware gelovige is Christus. En die waren ze kwijtgeraakt.
Ze waren volgers van mensen geworden. Nee, niemand mocht zich op de mens beroemen.

Zoals in een andere plaats geschreven staat:
Psa 44: 9  
In God roemen wij den gansen dag, en Uw Naam zullen wij loven in eeuwigheid. Sela. 

Romeinen 5 
10 Want als wij, toen wij vijanden waren, met God verzoend zijn door de dood zijns Zoons, zullen wij veel meer, nu wij verzoend zijn, behouden worden, doordat Hij leeft; 
11 en dat niet alleen, 
maar wij roemen zelfs in God door onze Here Jezus Christus, door wie wij nu de verzoening ontvangen hebben

Waar zit de roem van de ware Christen?
In God alleen, en dat door het werk van Christus.

Alles is immers het uwe: hetzij Paulus, Apollos of Kefas, hetzij wereld, leven of dood, hetzij heden of toekomst, het is alles het uwe; 

Ja, de gemeente van Korinthe moest gaan realiseren dat Paulus, Apollos en Kefas hen was gegeven als een gave van God voor hun welzijn.
En dat geldt ook voor de wereld, leven en dood, heden en toekomst, alles was gegeven aan de gemeente van Korinthe als een gave. 
En ja, deze gaven hadden nu de macht over de gelovigen gekregen. Ja, wat hun gegeven was om boven te staan, hadden ze nu macht over hunzelf laten krijgen.
Wat hun gegeven was om hen dienstbaar te zijn, had nu macht over hen gekregen.
Een totale omgekeerde wereld.

Ja, alles hoorde aan de gemeente en aan de gelovige ondergeschikt te zijn.
Maar deze onderschikking had zich omgedraaid en deze gelovigen waren ondergeschikt geworden aan wat door God aan hen gegeven was.

Ja, zo waren Paulus, Apollos en andere leiders, dienaren van de gemeente. 

2 Kor. 4: 
5 Want wij prediken niet onszelf, maar Christus Jezus als Here, en onszelf als uw dienaren om Jezus’ wil

Alles wat geschapen is, is een gave aan de mens. Wij mogen deze dingen gebruiken, maar ons er nooit door laten knechten.
Wat God als een gave had gegeven, hadden de gelovigen zich door laten knechten.

Doch gij zijt van Christus.

En hier zien we hoe het werkelijk is.
De gelovigen waren van Christus.
Zij behoorden toe aan Christus.

Matteus 16:
17 Jezus antwoordde en zeide: Zalig zijt gij, Simon Barjona, want vlees en bloed heeft u dat niet geopenbaard, maar mijn Vader, die in de hemelen is. 
18 En Ik zeg u, dat gij Petrus zijt, en op deze petra 
zal Ik mijn gemeente bouwen en de poorten van het dodenrijk zullen haar niet overweldigen. 

Van wie is de gemeente? De gemeente behoort toe aan Christus.
Jezus bouwt aan Zijn gemeente.

Handelingen 20:
28 Ziet dan toe op uzelf en op de gehele kudde, waarover de Heilige Geest u tot opzieners gesteld heeft, om de gemeente Gods te weiden, die Hij Zich door het bloed van zijn Eigene verworven heeft

Ja, gekocht en betaald door het bloed van Christus.

Wie is het hoofd van de gemeente?

Efeze 2:
22 En Hij heeft alles onder zijn voeten gesteld 
en Hem als hoofd boven al wat is, gegeven aan de gemeente
23 die zijn lichaam is, vervuld met Hem, die alles in allen volmaakt.

Jezus, alleen Jezus aan het hoofd van de gemeente.
Jezus, alleen Jezus aan het hoofd van elke gelovige.

En Christus is van God.

Later in dit boek gaat Paulus hier nog veel over zeggen.
In hoofdstuk 11 en in hoofdstuk 15 worden belangrijke uitspraken gedaan door Paulus.

1 Korinthe 11:
1 Wordt mijn navolgers, gelijk ook ik Christus navolg. 
2 Ik prijs het in u, dat gij in alles aan mij gedachtig blijft en aan de overleveringen zo vasthoudt, als ik ze u overgegeven heb. 
3 Ik wil echter, dat gij dit weet: het hoofd van iedere man is Christus, het hoofd der vrouw is de man, 
en het hoofd van Christus is God

1 Korinthe 15:
25 Want Hij moet als koning heersen, totdat Hij al zijn vijanden onder zijn voeten gelegd heeft. 
26 De laatste vijand, die onttroond wordt, is de dood, 
27 want alles heeft Hij aan zijn voeten onderworpen. 
Maar wanneer Hij zegt, dat alles onderworpen is, is blijkbaar Hij uitgezonderd, die Hem alles onderworpen heeft.
28 Wanneer alles Hem onderworpen is, zal ook de Zoon zelf Zich aan Hem onderwerpen, die Hem alles onderworpen heeft, opdat God zij alles in allen. 

Ja, als we naar de Schrift gaan kijken zien we een heel duidelijk beeld.
De Vader is God, de Zoon is God en de Geest is God.

Hoe werken al deze dingen?
Soms weleens lastig.

Maar wat we wel weten?
God de Vader heeft alles aan de Zoon onderworpen.
Maar als dit zo geschreven staat is het duidelijk dat de Vader zelf uitgezonderd is.
De Vader staat aan het hoofd van Christus.

Conclusie:

Wat zien we in deze dingen?
De gemeente van Korinthe wandelden in zonde.
Ze waren volgers van mensen geworden.

Ja, hoe zit dat nu vandaag de dag met zoveel verschillende groeperingen?
Sommige van deze groeperingen dragen zelf namen van mensen, Lutheranen, Mennonieten, ect.
Ja, deze mensen zijn volgelingen van de leer van die bepaalde persoon.
Bij sommigen gemeenschappen zien we namen die voortkomen uit menselijke tradities en menselijke belijdenissen, Jehovah Getuigen, Gereformeerd, Katholiek, Presbyteriaans, etc.
Ja, deze mensen zijn volgers van "een bepaalde leer" die voortkwam uit "een bepaald persoon".
Bij sommigen zien we een duidelijk verband met een bepaalde persoon. Jehovah Getuigen hebben Charles Taze Russell, de Gereformeerde gezinte heeft Calvijn, de Katholieken hebben de Paus, etc.
Bij de Jehovah Getuigen staat "een genootschap" aan het hoofd, bij anderen weer een geloofsbelijdenis zoals, Katholieke catechismus, de Dordtse leerregels, de Heidelbergse catechismus, de Nederlandse geloofsbelijdenis.
En ja, we kennen ook de Westminster confession, die wordt gebruikt door de Presbyterianen.
Zo zien we dat veel groeperingen een bepaalde persoon of belijdenis-geschriften aan de basis heeft staan.
Bij sommigen zien we een naam die voortkomt uit gebeurtenissen, Pinkstergemeenten, ect.
Bij anderen weer een naam die voortkomt uit een Bijbelse functie, zoals Episcopaal, of Presbyteriaans.
En dit is nog maar een klein deel.

Geliefde broeders, zusters en vrienden. Allen van deze vertellen ons dat hun geloofsbelijdenissen en tradities op de Bijbel zijn gefundeerd en gebaseerd.
Allen vertellen ons dat "hun man" wel een Bijbelse denker was.
Allen vertellen ze dat "hun belijdenis" Bijbels is.
Allen vertellen ons dat "hun genootschap" van God is.
En toch zijn al deze belijdenissen en groeperingen anders.
Is dit geen verdeeldheid ten top!! Is dit allemaal geen verdeeldheid ten top!!
Waar is God in dit alles?
Is dit van God?

Broeders en zusters, vrienden, waarom, waarom?
Waar is Christus in dit alles?
Als we de eerste drie hoofdstukken van Korinthe nog eens lezen, en nog eens lezen, en vragen, waar is Christus in dit alles?
We mogen daar allemaal zelf op antwoorden.
Maar mijn antwoord is, dit is verdeeldheid ten top!!

Ja, natuurlijk, iedereen verteld ons dat Christus aan de basis van hun geloof staat.
Maar is dat wel zo?
Al die belijdenissen die gebruikt worden zijn anders.
Al die mensen die aan de basis staan, zagen de zaken anders.

Waar is Christus in dit alles?
Broeders en zusters, vrienden, helemaal terug naar de gekruisigde Christus.
Dat is het antwoord.
Helemaal terug naar Zijn woord, en dat woord alleen.

Kolossenzen 3:
16 Het woord van Christus wone rijkelijk in u, zodat gij in alle wijsheid elkander leert en terechtwijst en met psalmen, lofzangen en geestelijke liederen zingende, Gode dank brengt in uw harten. 
17 
En al wat gij doet met woord of werk, doet het alles in de naam des Heren Jezus, God, de Vader, dankende door Hem! 

Het gaat allemaal om Jezus, om de gekruisigde Jezus.
Waar staat deze Jezus in MIJN leven?
Waar staat deze Christus in JOU leven?

Ja, zoals Paulus zei:

Efeze 5:
15 
Ziet dus nauwlettend toe, hoe gij wandelt, niet als onwijzen, doch als wijzen, 
16 u de gelegenheid ten nutte makende, want de dagen zijn kwaad. 
17 Weest daarom niet onverstandig, maar tracht te verstaan, wat de wil des Heren is. 
18 En bedrinkt u niet aan wijn, waarin bandeloosheid is, maar wordt vervuld met de Geest, 
19 en spreekt onder elkander in psalmen, lofzangen en geestelijke liederen, en zingt en jubelt de Here van harte, 
20 dankt te allen tijde in de naam van onze Here Jezus Christus God, de Vader, voor alles, 
21 en weest elkander onderdanig in de vreze van Christus. 

 

Copyright © 2017 Gert-Jan van Zanten · Webdesign by R081N
All Rights Reserved · webbijbel.nl
Hosted by VDX.nl VDX

Naar boven