In het vierde hoofdstuk van Jacobus hebben we gezien, in vers 1- 12, hoe Jacobus de gelovigen onderwijst, onderwijst over waar het strijden en het vechten onder hen vandaan kwam. Dit kwam uit hun hartstochten! Uit eigen aardse hartstochten!
En in dit proces waren ze vrienden geworden van de wereld, ze leefden in geestelijk overspel. En terwijl ze vrienden van de wereld geworden waren, waren ze metterdaad een vijand van God geworden.
En zo hadden ze niets. En als ze iets vroegen, in gebed, dan kregen zij het niet want zij wilden het alleen in hun hartstochten doorbrengen.
En zo deed Jacobus een oproep aan de gelovigen. Hij deed een oproep tot vernedering tegenover God. Een oproep tot onderwerping aan God.
En daarin zouden ze hun zegening gaan vinden. In vernedering en onderwerping zou God hen weer verhogen.
Ja, hier zit een belangrijke les voor alle gelovigen.
Laten we allen in de spiegel van de waarheid kijken, hoofdstuk 1: 22- 25, en laten we onszelf eerlijk en vanuit een hemels aspect bekijken. Hebben wij diepere nederigheid nodig? Hebben wij diepere onderwerping nodig?
Ja, laten we alleen dieper groeien in nederigheid en in onderwerping!
In de laatste verzen, vers 13- 18, heeft Jacobus de gelovigen aangesproken op grootspraak.
Nee, in hun spraak stonden de gelovigen ook niet zuiver.
Ze maakten plannen in eigen kracht, inplaats daarvan moesten ze leren om te zeggen: “Indien de Here wil, zullen wij leven en dit of dat doen”.
En zo is dit ook een mooie les voor ons als gelovigen. Laten wij ook leren om in alles wat we ondernemen te getuigen van ons geloof in Hem, van wie het leven is. Laten wij ook leren om te zeggen, “indien de Here wil, zullen wij leven en dit of dat doen”.
Ja, dit alles zou getuigen van nederigheid en van respect voor Hem.
En zo komen we in het vijfde hoofdstuk.
Ga je mee?
Zie, het loon, dat door u is ingehouden van de arbeiders, die uw landen hebben gemaaid, schreeuwt, en het geroep van hen, die uw oogst hebben binnengehaald, is doorgedrongen tot de oren van de Here Sebaot.
1 Welaan dan, gij rijken, weent en maakt misbaar over de rampen, die u zullen overkomen.
2 Uw rijkdom is verrot, uw klederen zijn door de mot aangevreten,
3 uw goud en zilver is verroest, en het roest ervan zal tegen u getuigen en uw vlees verteren als vuur. Gij zijt schatten gaan opleggen, terwijl het de laatste dagen zijn.
4 Zie, het loon, dat door u is ingehouden van de arbeiders, die uw landen hebben gemaaid, schreeuwt, en het geroep van hen, die uw oogst hebben binnengehaald, is doorgedrongen tot de oren van de Here Sebaot.
Welaan dan, gij rijken, weent en maakt misbaar over de rampen, die u zullen overkomen.
Het is enerzijds wat lastig om precies te bepalen of deze rijken gelovigen of ongelovigen waren.
In het eerste hoofdstuk hebben we woorden gezien die zeker aan de rijke broeder, een gelovige, waren gericht.
Jacobus 1:
9 Laat de geringe broeder roemen in zijn hoogheid,
10 maar de rijke in zijn geringheid, want als een bloem in het gras zal hij vergaan.
Ook in het tweede hoofdstuk heeft Jacobus over “de rijken” gesproken.
5 Hoort, mijn geliefde broeders! Heeft God niet de armen naar de wereld uitverkoren om rijk te zijn in het geloof en erfgenamen van het Koninkrijk, dat Hij beloofd heeft aan wie Hem liefhebben?
6 Doch gij hebt de arme smadelijk behandeld. Zijn het niet de rijken, die u geweld aandoen en die u voor de rechtbanken slepen?
Zijn zij het niet, die de goede naam, welke over u aangeroepen is, lasteren
In deze tekst is het niet helemaal duidelijk of dit gelovige of ongelovige “rijken” waren.
Dus, als we deze “rijken” gaan bekijken dan is de eerste tekst duidelijk, hoofdstuk 1 vers 9- 10, daar gaat het duidelijk over “gelovigen”.
De twee andere, hoofdstuk 2: 5- 6 en hoofdstuk 5: 1, is het niet helemaal duidelijk.
Anderzijds zouden we ook mogen stellen dat, ondanks dat de rijken in het tweede en het derde voorbeeld niet specifiek als gelovig betiteld worden, we daar wel van uit mogen gaan en dit gebaseerd op de eerste tekst, waar het duidelijk over “gelovige rijken” gaan.
En dit lijkt dan het beste overeen te komen als we alles in dit boek als een geheel zien.
Wat we in ieder geval weten is dat Jacobus hier “de rijken” aanspreekt op hun verkeerde houding.
En zo zegt Jacobus dat de rijken zouden moeten wenen.
De rijken moesten zich misbaar maken over de rampen die hen zouden gaan overkomen.
Deze rijken waren hun zicht zeer duidelijk kwijt geraakt.
Ja, hij kondigt de rijken aan, dat er een ontzettend onheil over hen zou komen, en dit als een gericht en oordeel van God.
Ja, de rijken hadden verkeerd gehandeld. Waarin zij verkeerd gehandeld hadden zien we in de volgende verzen.
Uw rijkdom is verrot, uw klederen zijn door de mot aangevreten, uw goud en zilver is verroest, en het roest ervan zal tegen u getuigen en uw vlees verteren als vuur.
Ja, en zo klaagde Jacobus de rijken aan, 1) uw rijkdom is verrot, 2) uw klederen zijn door de mot aangevreten, 3) uw goud en uw zilver is verroest.
Dit zijn interessante woorden. Waarom? Rijkdom hoeft niet verrot te zijn!
Klederen hoeven niet door mot aangevreten te zijn en goud en zilver hoeft niet verroest te zijn!
Voor de gelovige die baas is over zijn bezittingen is zijn rijkdom schoonheid, zijn klederen schoon en zijn goud en zilver schoon.
1 Timoteus 6:
6 Nu brengt inderdaad de godsvrucht grote winst, (indien zij gepaard gaat) met tevredenheid.
7 Want wij hebben niets op de wereld medegebracht; wij kunnen er ook niets uit medenemen.
8 Als wij echter onderhoud en onderdak hebben, dan moet ons dat genoeg zijn.
9 Maar wie rijk willen zijn, vallen in verzoeking, in een strik, en in vele dwaze en schadelijke begeerten, die de mensen doen wegzinken in verderf en ondergang.
10 Want de wortel van alle kwaad is de geldzucht. Door daarnaar te haken zijn sommigen van het geloof afgedwaald en hebben zich met vele smarten doorboord.
Nee, rijkdom is niet verkeerd. Het is de geldzucht die verkeerd is. Zondig is.
En in het geval van de rijken hier in Jacobus was was alles klaar voor het komende onheil.
En zo zou het roest, het resultaat van het verkeerd omgaan met hun rijkdom, tegen hen getuigen. Het bewijs was duidelijk. Er was niet goed omgegaan met hun rijkdom en zo was het verroest. In plaats van het zuiver en schoon te houden was het verroest.
Ja, het bewijs zou hen aanklagen.
Gij zijt schatten gaan opleggen, terwijl het de laatste dagen zijn.
Ja, deze rijken hadden een verkeerde focus.
Nee, rijkdom en schatten zijn niet perse verkeerd. Maar het gaat erom hoe iemand daarmee omgaat.
Matteus 6:
19 Verzamelt u geen schatten op aarde, waar mot en roest ze ontoonbaar maakt en waar dieven inbreken en stelen;
20 maar verzamelt u schatten in de hemel, waar noch mot noch roest ze ontoonbaar maakt en waar geen dieven inbreken of stelen.
De laatste dagen:
De woorden “de laatste dagen” geven nog weleens wat verwarring.
Wat wordt hier precies mee bedoeld?
In de eerste plaats zien we dat Jacobus, de tijd waarin deze mensen leefden, “de laatste dagen” noemt. Dat is interessant.
We lezen in Handelingen 2 en Hebreeen 1:
Handelingen 2:
15 Want deze mensen zijn niet dronken, zoals gij veronderstelt, want het is het derde uur van de dag;
16 maar dit is het, waarvan gesproken is door de profeet Joel:
17 En het zal zijn in de laatste dagen, zegt God, dat Ik zal uitstorten van mijn Geest op alle vlees; en uw zonen en uw dochters zullen profeteren, en uw jongelingen zullen gezichten zien, en uw ouderen zullen dromen dromen:
Hebreeen 1:
1 Nadat God eertijds vele malen en op vele wijzen tot de vaderen gesproken had in de profeten, heeft Hij nu in het laatst der dagen tot ons gesproken in de Zoon.
Ja, vanuit deze tekst zien we heel duidelijk dat het “tijdperk van Christus” gekoppeld is aan de woorden “het laatst der dagen”.
Dit was ook de getuigenis van de profeten in het eerste verbond.
Jesaja 2:
1 Het woord, dat Jesaja, de zoon van Amoz, aanschouwd heeft over Juda en Jeruzalem.
2 En het zal geschieden in het laatste der dagen: dan zal de berg van het huis des Heren vaststaan als de hoogste der bergen, en hij zal verheven zijn boven de heuvelen. En alle volkeren zullen derwaarts heenstromen
3 En vele natien zullen optrekken en zeggen: Komt, laten wij opgaan naar de berg des Heren, naar het huis van de God Jakobs, opdat Hij ons lere aangaande zijn wegen en opdat wij zijn paden bewandelen. Want uit Sion zal de wet uitgaan en des Heren woord uit Jeruzalem.
(Vergelijk: Joel 2: 28- 32; Micha 4: 1- 3)
Ja, het tijdperk van Christus, vanaf Zijn opstanding wordt ook wel “de laatste dagen” genoemd.
En zo waren deze rijken verkeerd aan het handelen, terwijl het de laatste dagen waren.
Na deze “laatste dagen” zouden er geen andere dagen meer komen. Dus 1) dit was de tijd om heilig te leven en 2) geen andere mogelijkheden meer om behouden te kunnen worden.
Zie, het loon, dat door u is ingehouden van de arbeiders, die uw landen hebben gemaaid, schreeuwt, en het geroep van hen, die uw oogst hebben binnengehaald, is doorgedrongen tot de oren van de Here Sebaot.
Ja, deze rijken (broeders) hadden loon ingehouden op de arbeiders. (broeders)
En het geroep van deze arbeiders was tot de Here Sebaot gekomen.
Genesis 4:
8 Maar Kain zeide tot zijn broeder Abel: [Laten] [wij] [het] [veld] [ingaan]. Toen zij nu in het veld waren, stond Kain tegen zijn broeder Abel op en doodde hem.
9 Toen zeide de Here tot Kain: Waar is uw broeder Abel? En hij zeide: Ik weet het niet; ben ik mijns broeders hoeder?
10 En Hij zeide: Wat hebt gij gedaan? Hoor, het bloed van uw broeder roept tot Mij van de aardbodem.
(Ex. 3: 7; Psalm 18: 7)
Ja, zoals het bloed van Abel riep van de aardbodem naar God zo riep het geschreew en het geroep van de arbeiders tot de Here Sebaot.
In deze tekst word er gesproken over de Here Sebaot.
Het woord vertaald “sebaot” komt van een Hebreeuws woord “sabaoth” en dit woord betekent “Heer der Heerscharen”. Het duidt hemelse legermachten aan die onder leiding van God staan om Zijn zaak in een oorlog te handhaven.
(Dat hier een heel specifieke Hebreeuwse naam van God wordt gebruikt laat ook weer zien dat deze brief geschreven is aan Joden, die Christen waren geworden. Dus Christenen met een Joodse achtergrond. (Jacobus 1: 1; 2: 10- 13)
Ja, en zo was het geroep van de arme Christenen tot God gekomen! Tot de God van de Heerscharen! Tot de God die tot oordeel komt!
Ja, dit laat ook weer zo mooi zien dat God altijd het gebed van Zijn ware kinderen hoort.
Psalm 65:
1 Voor de koorleider. Een psalm van David. Een lied.
2 U komt stilheid toe, een lofzang, o God in Sion; U worde gelofte betaald.
3 Hoorder van het gebed, tot U komt al wat leeft.
Het gebed van de rijke werd niet gehoord. Het gebed van de arme verdrukte broeder werd gehoord. En God zou gaan handelen.
------------------------------------------------------------------------------------
Hebt dus geduld, broeders, tot de komst des Heren!
In de eerste vier verzen van dit hoofdstuk heeft Jacobus de rijke (broeders) aangesproken op hun verkeerde gedrag. Zij waren de arme broeders aan het uitbuiten.
En nee, dit hoorde niet.
Wat leerde Paulus over gelovige meesters die slaven hadden?
Koll. 3- 4:
22 Slaven, gehoorzaamt uw heren naar het vlees in alles, niet als mensenbehagers om hen naar de ogen te zien, maar met eenvoud des harten in de vreze des Heren.
23 Wat gij ook doet, verricht uw werk van harte, als voor de Here en niet voor mensen;
24 gij weet toch, dat gij van de Here tot vergelding de erfenis zult ontvangen Gij dient Christus als heer.
25 Want wie onrecht doet, zal zijn onrecht terugontvangen, en er is geen aanzien des persoons.
1 Heren, betracht jegens uw slaven recht en billijkheid; gij weet toch, dat ook gij een heer in de hemel hebt.
Ja, voor slaven was het belangrijk om hun heren naar het vlees te dienen, en voor heren was het belangrijk om hun slaven met recht en billijkheid te betrachten.
En dit was hier niet het geval. De slaven werden zeer smadelijk behandeld.
5 Gij hebt op aarde weelderig geleefd en u te goed gedaan, gij hebt uw hart vetgemest in de slachttijd.
6 Gij hebt de rechtvaardige veroordeeld, ja vermoord; er is geen verweer tegen u.
7 Hebt dus geduld, broeders, tot de komst des Heren! Zie, de landman wacht op de kostelijke vrucht des lands en heeft geduld, totdat de vroege en late regen erop gevallen is.
8 Oefent ook gij geduld, sterkt uw harten, want de komst des Heren is nabij.
Gij hebt op aarde weelderig geleefd en u te goed gedaan, gij hebt uw hart vetgemest in de slachttijd.
Ja, het woord is hier nog steeds gericht aan de rijken.
Wat hadden zij gedaan?
Er is sprake van een drieledige klacht, 1) gij hebt weelderig geleefd, 2) gij hebt u tegoed gedaan, en 3) gij hebt uw hart vetgemest.
Dit alles getuigd van het feit dat deze rijken goed voor zichzelf aan het zorgen waren en ze hielden op geen enkele manier rekening met hun arbeiders.
Ja, de arbeiders riepen uit! De arbeiders die de oogst hadden binnengehaald riepen tot God!
En wat hoorden de rijken? Die hoorden alleen de wellusten van hun eigen hart.
Dat was hun enkele zorg. Ja, het ontbrak hun volledig aan enig geestelijk inzicht.
Psalm 73:
6 Daarom is de trots hun een halssieraad, het geweld omhult hen als een kleed;
7 Hun ogen puilen uit van vet, de inbeeldingen van hun hart lopen over;
8 Zij spotten, en boosaardig spreken zij van verdrukking, zij spreken uit de hoogte;
9 Ze zetten een mond op tegen de hemel, en hun tong roert zich op de aarde.
Ja, de woorden van Psalm 73 zijn woorden die laten zien hoe deze rijken in het leven stonden. Ze hadden geen enkel respect voor God en geen respect voor hun arbeiders.
En zo, zelfs toen het slachtijd was, en ze als het ware de dieren goed hadden moeten verzorgen om een goede slacht te verkrijgen, verzorgden ze zichzelf meer dan hun dieren.
Toppunt van egoisme en aards denken!
Gij hebt de rechtvaardige veroordeeld, ja vermoord; er is geen verweer tegen u.
Wat hadden de rijken verder gedaan? Ze hadden de rechtvaardige veroordeeld, ja vermoord! En in dit alles was er geen verweer tegen hen.
Ze konden doen wat ze wilden! Er was niemand die er iets aan kon doen dan de rijken alleen!
Ja, in dit alles was de onschuldige veroordeeld en vermoord.
Moeten we dit letterlijk lezen of figuurlijk?
Als we het letterlijk lezen hebben ze de onschuldige veroordeeld en hen door een rechtbank laten veroordelen tot de dood.
Als we het figuurlijk lezen dat waren de onschuldigen veroordeeld tot een leven waarin arbeid, harde arbeid, zonder loon hun deel was. En zo waren deze onschuldigen gedood, door de behandeling van de rijken. Er was voor hen geen “waardig leven”meer over.
Fysiek leefden ze wel maar ze waren als het ware dood.
Deze figuurlijke betekenis lijkt beter te passen bij de context. Dit omdat ze in de volgende verzen opgeroepen worden om geduld te hebben en het hart te versterken.
En nee, de onschuldigen hadden geen verweer tegen de rijken. Maar we weten, God had hun gebed gehoord en zou tot hen komen. God zou de onschuldigen verlossen van de rijken.
Ja, en zo hadden zij het allerbeste verweer!
Een verweer vanuit hun volmaakte Vader, die Zijn ware kinderen nooit in de steek laat.
Hebt dus geduld, broeders, tot de komst des Heren! Zie, de landman wacht op de kostelijke vrucht des lands en heeft geduld, totdat de vroege en late regen erop gevallen is.
En hier wordt het woord gericht aan de arme broeders, aan de arbeiders, de slaven.
Wat was de boodschap van Jacobus aan hen? Heb geduld, broeders, tot de komst van de Here.
God had beloofd dat Hij zou komen in een oordeel over deze rijken. (Vers 1)
Het woord vertaald “geduld” komt van het Griekse woord “makrothumeo” en dit woord betekent, “volharden” en “niet de moed verliezen”.
En ja, in dit geduld werden ze bemoedigd met de woorden, “Zie, de landman wacht op de kostelijke vrucht des lands en heeft geduld, totdat de vroege en late regen erop gevallen is”.
Zeker, wat doet een landman?
Een landman die zaait en dan wacht hij met geduld.
Hij wacht met geduld op de vroege en de late regen.
En zo moesten de verdrukten ook wachten.
Psalm 37:
12 De goddeloze smeedt boze plannen tegen de rechtvaardige en knarst de tanden tegen hem;
13 De Here belacht hem, want Hij ziet, dat zijn dag komt.
14 De goddelozen ontbloten het zwaard en spannen hun boog, om ellendigen en armen neer te vellen, om de oprechten van wandel te slachten;
15 Hun zwaard zal in hun eigen hart dringen, en hun bogen zullen verbroken worden.
16 Beter is het weinige van de rechtvaardige dan de rijkdom van vele goddelozen;
17 Want de armen der goddelozen worden verbroken, maar de Here schraagt de rechtvaardigen.
18 De Here kent de dagen der vromen, en hun erfdeel zal voor altoos bestaan;
19 In boze tijd zullen zij niet beschaamd worden, in dagen van hongersnood zullen zij verzadigd worden.
En ja, gelovigen mogen, ondanks verdrukking hun harten richten op Vader.
Vader zal de rechtvaardigen schragen en hun erfdeel zal voor eeuwig zijn.
Het woord “schragen” betekent ondersteunen.
Ja, ook al is er vedrukking, Vader zal ondersteunen.
Broeders en zusters, vrienden, hoe rijk is dit?
Vader is altijd met Zijn kinderen, Hij ondersteunt hen ten allen tijde.
In deze belofte mag de gelovige zich geborgen weten! Verzorgd door een volmaakte herder. (Psalm 23; Johannes 10: 1- 16)
Oefent ook gij geduld, sterkt uw harten, want de komst des Heren is nabij.
Ja, en zoals de landman moest wachten op de kostelijke vrucht, zo moesten deze gelovigen ook wachten. Ze moesten 1) geduldig zijn, volharden en niet de moed verliezen. Ze moesten 2) hun harten sterken!
Dit zijn twee belangrijke principes die we allemaal moeten leren.
We zijn soms allemaal in omstandigheden waarin verdrukking ons deel is.
En zo is het ook voor ons belangrijk om te leren. Te leren om te wachten, geduldig te zijn en onze harten te versterken.
Ja, zoals God Mozes riep om Zijn volk te verlossen toen het volk tot hen riep, zo zorgt God nog steeds voor Zijn kinderen.
Zijn kinderen, als er tegenspoed is, hoeven alleen maar geduldig te zijn en hun harten te sterken.
Psalm 40:
1 Voor de koorleider. Van David. Een psalm.
2 Vurig verwachtte ik de Here; toen neigde Hij Zich tot mij en hoorde mijn hulpgeroep,
3 Hij trok mij op uit de kuil van het verderf, uit het slijk van de modderpoel; Hij stelde mijn voeten op een rots, mijn schreden maakte Hij vast,
4 Hij gaf mij een nieuw lied in de mond, een lofzang aan onze God. Mogen velen het zien en vrezen, en op de Here vertrouwen.
Ja, als Zijn kinderen roepen dan hoort Vader. Hij hoort en Hij zal uithelpen.
Wees geduldig, sterk je hart!
Broeders en zusters, vrienden, ook in ons leven is er nood.
Ook in ons leven is er pijn en verdriet. Ook in ons leven is er onrechtvaardigheid.
Maar de ware gelovige mag weten in Hem zijn ondersteuning te hebben. Daar mag de gelovige in staan. In die rijke belofte.
Nee, God laat Zijn kinderen nooit alleen.
Zijn armen ondersteunen.
Deut. 33:
26 Daar is niemand als God, o Jesurun; Hij rijdt langs de hemel als uw helper en in zijn hoogheid over de wolken.
27 De eeuwige God is u een woning en onder u zijn eeuwige armen. Omdat Hij de vijand voor u verdreef en zeide: Verdelg!
28 Daarom woonde Israel veilig en bleef de bron van Jakob ongestoord in een land van koren en most; ja, zijn hemel sprenkelt dauw.
29 Welzalig zijt gij, Israel; wie is aan u gelijk? Een volk, verlost door de Here, die het schild uwer hulp en het zwaard uwer hoogheid is. Daarom zullen uw vijanden veinzen u hulde te brengen, en gij zult op hun hoogten treden.
------------------------------------------------------------------------------------------
Zie, wij prijzen hen zalig, die volhard hebben: gij hebt van de volharding van Job gehoord en gij hebt uit het einde, dat de Here deed volgen, gezien, dat de Here rijk is aan barmhartigheid en ontferming.
In de eerste acht verzen van dit hoofdstuk heeft Jacobus de rijken (gelovigen) aangesproken op hun totaal verkeerde en aards gedrag.
Gedrag dat getekent werd door weelderig leven, zich te goed doen aan aards geluk en festijn en dit alles terwijl het de slachttijd was.
En ja, ze hadden ook het loon op hun arbeiders achtergehouden. Nee, dat niet alleen, ze hadden de rechtvaardige veroordeeld en vermoord.
En ja, zo was hun rijkdom verrot, hun goud en zilver was verroest, hun kleding was aangevreten en het roest van hun goud en zilver zou tegen hen getuigen.
De arbeiders, gelovige arbeiders, hadden gebeden en God had hen gehoord en God ging handelen. Ja, God zou gaan handelen.
In de tussentijd moesten ze geduld hebben en hun harten sterken.
Want de tijd van oordeel was nog niet aangebroken.
Ga je mee?
9 Broeders, zucht niet tegen elkander, opdat gij niet onder het oordeel valt; zie, de Rechter staat voor de deur.
10 Broeders, neemt tot een voorbeeld van gelatenheid en geduld de profeten, die in de naam des Heren hebben gesproken.
11 Zie, wij prijzen hen zalig, die volhard hebben: gij hebt van de volharding van Job gehoord en gij hebt uit het einde, dat de Here deed volgen, gezien, dat de Here rijk is aan barmhartigheid en ontferming.
12 Maar vooral, mijn broeders, zweert niet, noch bij de hemel, noch bij de aarde, noch welke andere eed ook. Laat ja bij u ja zijn en neen neen, opdat gij niet onder het oordeel valt.
Broeders, zucht niet tegen elkander, opdat gij niet onder het oordeel valt; zie, de Rechter staat voor de deur.
En zo werden de broeders, de arme gelovigen, bemoedigt en vermaand met de woorden “zucht niet tegen elkander, opdat gij niet onder het oordeel valt; zie, de Rechter staat voor de deur”.
Ja, terwijl moeilijke tijden de arme broeders waren overkomen, moesten zij ook oppassen om niet tegen elkaar te zuchten, anders zouden zij ook onder het oordeel vallen.
Het woord vertaald “zuchten” komt van het Griekse woord “stenazo” en dit woord betekent “zuchten en kreunen”, en dit met een negatieve lading.
Fill. 2:
14 Doet alles zonder morren of bedenkingen,
15 opdat gij onberispelijk en onbesmet moogt zijn, onbesproken kinderen Gods te midden van een ontaard en verkeerd geslacht, waaronder gij schijnt als lichtende sterren in de wereld,
16 het woord des levens vasthoudende, mij ten roem tegen de dag van Christus, dat ik niet vruchteloos (mijn wedloop) gelopen, noch vruchteloos mij ingespannen heb.
Ja, hier zien we hele belangrijke woorden. Ook voor ons. Wat is de wil van God?
Het is de wil van God dat wij een leven leiden, ook als het moeilijk is, zonder morren of bedenkingen. Ja, zoals Paulus later in het vierde hoofdstuk schrijft, “verblijd u ten allen tijde”.
En ja, toen Paulus deze brief schreef was hij in de gevangenis. Hij getuigde vanuit de praktijk!
Ja Paulus kon zichzelf verheugen, zelfs in gevangenschap en hij verdroeg dit met blijdschap, zonder zuchten en kreunen.
Ook deze arme gelovigen zouden onder het oordeel kunnen vallen!
Nee, ze moesten niet gaan zuchten tegen elkaar.
Ze mochten elkaar bemoedigen dat God als rechter voor de deur stond. God zou zorgen dat er recht zou worden gedaan aan hun zaak. Nee, God zou niet vertragen, alleen, zij moesten geduld hebben.
Dat dit oordeel niet het laatste oordeel is, is duidelijk uit de bewoording van dit vers en van de context.
Het gaat hier om een ingrijpen van God in het leven van de rijken, in het voordeel van de armen. Maar de armen moesten ook oppassen anders zouden ze onder hetzelfde oordeel komen.
Broeders, neemt tot een voorbeeld van gelatenheid en geduld de profeten, die in de naam des Heren hebben gesproken.
Deze broeders mochten een voorbeeld nemen aan de gelatenheid en het geduld van de profeten, zij die in de naam van de Heer hadden gesproken.
Het woord vertaald “gelatenheid” komt van het Griekse woord “kakopatheia” en dit woord betekent “het ondergaan van kwaad, smaad, laster, verdriet, smart en ellende”.
Ja, deze broeders moesten ondergaan! Ze moesten het laten gebeuren! Zonder verzet! En zonder morren!
Het woord vertaald “geduld” komt van het Griekse woord “makrothumia” en dit woord betekent “geduldig dragen”. Met de implicatie van volharding, doorzetten en niet opgeven.
Ja, deze broeders moesten zich overgeven aan het kwaad wat hen overkwam. En zich geduldig gedragen, totdat God zou handelen.
Matteus 5:
10 Zalig de vervolgden om der gerechtigheid wil, want hunner is het Koninkrijk der hemelen.
11 Zalig zijt gij, wanneer men u smaadt en vervolgt en liegende allerlei kwaad van u spreekt om Mijnentwil.
12 Verblijdt u en verheugt u, want uw loon is groot in de hemelen; want alzo hebben zij de profeten voor u vervolgd.
(Zie ook: Matteus 23: 29- 36; Hebreeen 11: 36- 40)
Ja, Christenen worden vervolgd. Maar zalig zijn de vervolgden die volharden, die in geduld het lijden dragen.
Zie, wij prijzen hen zalig, die volhard hebben: gij hebt van de volharding van Job gehoord en gij hebt uit het einde, dat de Here deed volgen, gezien, dat de Here rijk is aan barmhartigheid en ontferming.
Ja, degene die gedragen hebben in geduld worden zalig geprezen.
Zalig waren zij die volhard hebben!
Het woord “zalig” is hier een heel belangrijk woord. Dit woord zalig komt van het Griekse woord “makarizo”en dit woord betekent “gezegend” of bij implicatie, “deze staan in een gezegende staat”. Met andere woorden, iemand die niet volhard, dat is degene die niet gezegend is. Zo mogen we stellen dat gezegend het tegenovergestelde is van vervloekt of veroordeeld.
Degene die niet gelaten zou zijn en die niet zou volharden, zoals eerder geschreven, die zouden ook onder het oordeel komen. (Vers 9)
En zo komt Jacobus bij Job. Wat deed Job? Hij was vol van volharding!
En wat wat het einde van Job?
Het einde van Job laat ons zien dat wat God deed volgen, op de volharding van Job, was rijkdom aan barmhartigheid en ontferming.
Job 42:
10 En de Here bracht een keer in het lot van Job, toen hij voor zijn vrienden gebeden had, en de Here gaf Job het dubbele van al wat hij bezeten had.
11 Toen kwamen al zijn broeders en zusters en al zijn vroegere bekenden tot hem en aten met hem in zijn huis. Zij beklaagden en troostten hem over al het onheil dat de Here over hem gebracht had, en schonken hem ieder een geldstuk en een gouden ring.
12 En de Here zegende het verdere leven van Job meer dan het vroegere; hij verkreeg veertienduizend stuks kleinvee en zesduizend kamelen, duizend span runderen en duizend ezelinnen.
13 Hij kreeg zeven zonen en drie dochters;
14 En hij noemde de eerste Jemima, de tweede Kesia en de derde Keren-happuk.
15 In het ganse land vond men geen vrouwen zo schoon als de dochters van Job, en haar vader gaf haar een erfdeel onder haar broeders.
16 Daarna leefde Job nog honderd veertig jaar; hij zag zijn kinderen en kindskinderen, vier geslachten.
17 En Job stierf oud en van het leven verzadigd.
Ja, God beloont het geduldige volharden van gelovigen zoals Job.
En daar mochten deze gelovigen ook op vertrouwen.
Zij mochten vertrouwen dat, als zij gelaten en geduldig bleven, dat God ook aan hen rijk aan barmhartigheid en ontferming zou zijn.
Maar vooral, mijn broeders, zweert niet, noch bij de hemel, noch bij de aarde, noch welke andere eed ook. Laat ja bij u ja zijn en neen neen, opdat gij niet onder het oordeel valt.
Nu snijdt Jacobus nog weer een ander onderwerp aan, dat van het zweren.
Ogenschijnlijk staat dit los van het voorgaande.
Maar de waarschuwing voor het oordeel aan het einde van dit vers sluit weer aan bij de andere woorden over oordeel in de voorgaande verzen.
En zo, kregen de arme broeders nog een andere waarschuwing, zweert niet!
Matteus 5:
33 Wederom hebt gij gehoord, dat tot de ouden gezegd is: Gij zult uw eed niet breken, doch aan de Here uw eden gestand doen.
34 Maar Ik zeg u, in het geheel niet te zweren: bij de hemel niet, omdat hij de troon van God is;
35 bij de aarde niet, omdat zij de voetbank zijner voeten is; bij Jeruzalem niet, omdat het de stad van de grote Koning is;
36 ook bij uw hoofd zult gij niet zweren, omdat gij niet een haar wit kunt maken of zwart.
37 Laat het ja, dat gij zegt, ja zijn, en het neen, neen; wat daar bovenuit gaat, is uit den boze.
Ja, gelovigen behoren niet te zweren.
Een eenvoudig ja of nee is voldoende.
Alles wat meer is dan ja of nee is uit de boze!
En ja, wat er in Matteus vijf beschreven word is dat zweren bij de hemel een zweren was met een sterkere graad dan het zweren bij het hoofd. (Zo werd dit gepraktiseerd door de Joden in de dagen van Jezus)
Dus, als iemand zweerde bij de hemel dan kon je wel zeker zijn dat het zo was, maar als iemand zweerde bij het hoofd dan kon je niet zeker zijn.
Dit was zweren met graden.
En zo zegt Jezus en Jacobus, dit alles is uit de boze.
Als je een ja zegt laat het dan een ja zijn en hou je woord!
Als het een nee is laat het dan een nee zijn en hou je woord!
Alles, meer dan dit, is zondig en uit de boze.
Broeders en zusters, vrienden, de woorden van deze laatste vier verzen zijn belangrijk voor ons allemaal. Ook wij als gelovigen in Christus worden vervolgd en verkeerd behandeld.
Ook wij worden soms smadelijk behandeld. Ook wij worden vervolgd om onze overtuigingen.
Ja, ook wij krijgen te maken met tegenslag zoals Job.
Hoe ga jij hiermee om?
Ben jij daar gelaten en geduldig onder?
Of wordt je opstandig?
Het is het verschil tussen leven en dood!
--------------------------------------------------------------------------------------------
Belijdt daarom elkander uw zonden en bidt voor elkander, opdat gij genezing ontvangt. Het gebed van een rechtvaardige vermag veel, doordat er kracht aan verleend wordt.
In de eerste twaalf verzen van dit hoofdstuk heeft Jacobus krachtig gesproken tegen de rijken.
En ja, deze rijke broeders worden aangeklaagd vanwege hun levensstijl en hun misbruik van de arme broeders die voor hen werkten.
Ja, de woorden tegen hen waren, “Gij hebt op aarde weelderig geleefd en u te goed gedaan, gij hebt uw hart vetgemest in de slachttijd. Gij hebt de rechtvaardige veroordeeld, ja vermoord; er is geen verweer tegen u”.
Maar Jacobus kwam met rijke woorden tot de arme broeders, “Hebt dus geduld, broeders, tot de komst des Heren! Zie, de landman wacht op de kostelijke vrucht des lands en heeft geduld, totdat de vroege en late regen erop gevallen is. Oefent ook gij geduld, sterkt uw harten, want de komst des Heren is nabij”.
Ja, de arme broeders hoefden alleen maar te wachten, ze zouden bevrijd worden!
God zou hen redden.
Wel moesten ze voorzichtig zijn om niet in verzuchtigen te vervallen want anders zouden ze zelf ook onder het oordeel van God komen.
Nu gaan we naar vers 13, met dit vers begint Jacobus aan zijn slotwoorden.
13 Heeft iemand onder u leed te dragen? Laat hij bidden. Is iemand blij te moede? Laat hij lofzingen.
14 Is er iemand bij u ziek? Laat hij dan de oudsten der gemeente tot zich roepen, opdat zij over hem een gebed uitspreken en hem met olie zalven in de naam des Heren.
15 En het gelovige gebed zal de lijder gezond maken, en de Here zal hem oprichten. En als hij zonden heeft gedaan, zal hem vergiffenis geschonken worden.
16 Belijdt daarom elkander uw zonden en bidt voor elkander, opdat gij genezing ontvangt. Het gebed van een rechtvaardige vermag veel, doordat er kracht aan verleend wordt.
Heeft iemand onder u leed te dragen? Laat hij bidden. Is iemand blij te moede? Laat hij lofzingen.
En zo mag Jacobus de gelovigen oproepen vanuit hun moeilijke situaties.
Ja, als iemand leed te verdragen had, dan was bidden de gepaste houding.
Als iemand blij was, dan was het de gepaste houding om te zingen, lof te zingen.
Heeft iemand onder u leed te dragen? Laat hij bidden.
Bidden is een zeer belangrijke zegening voor de gelovige.
Bidden is rijkdom voor de gelovige.
Zo goed als we Jezus, onze Meester, vaak zien bidden, zo is gebed voor de gelovige essentieel. En zeker als er leed is.
Filippenzen 4:
4 Verblijdt u in de Here te allen tijde! Wederom zal ik zeggen: Verblijdt u!
5 Uw vriendelijkheid zij alle mensen bekend. De Here is nabij.
6 Weest in geen ding bezorgd, maar laten bij alles uw wensen door gebed en smeking met dankzegging bekend worden bij God.
7 En de vrede Gods, die alle verstand te boven gaat, zal uw harten en uw gedachten behoeden in Christus Jezus.
Ja, de Vader is bezorgd om Zijn kinderen.
En als er leed is dan is bidden de gepaste houding.
Onze tekst uit Filippenzen laat ons zien dat God een plek heeft voor onze zorgen, voor ons leed, en die plaats is om het uit eigen hand te laten gaan en het aan God te geven.
En dan geeft God ons Zijn vrede terug, die ons harrt en onze gedachten zullen behoeden in Christus Jezus!
Is dit geen rijkdom? En ja, dat is Zijn gave aan ons.
Als er leed is, als er zorg is, als er wensen zijn, wij mogen deze aan Hem geven. En Hij geeft er een vrede voor terug die onze harten en gedachten beschermen.
Broeder en zuster, vriend, heb jij al op deze manier leren bidden?
Heb jij al geleerd hoe je op Vaders manier met zorgen omgaat?
Dat is rijkdom, ware en pure rijkdom!
Is iemand blij te moede? Laat hij lofzingen.
En ja, als iemand blij is, laat hij dan zingen.
Het nieuwe Testament geeft ons inzicht in de zang van de vroege gemeente.
Efeze 5:
19 en spreekt onder elkander in psalmen, lofzangen en geestelijke liederen, en zingt en jubelt de Here van harte,
20 dankt te allen tijde in de naam van onze Here Jezus Christus God, de Vader, voor alles,
21 en weest elkander onderdanig in de vreze van Christus.
(Koll. 3: 16)
Zang heeft een belangrijk functie in het leven van de gelovige en in het leven van de gemeente.
En ja, als iemand blijde is, laat iemand zingen.
Zingen brengt de geest dicht bij God. Zingen brengt de geest in extase.
Is er iemand bij u ziek? Laat hij dan de oudsten der gemeente tot zich roepen, opdat zij over hem een gebed uitspreken en hem met olie zalven in de naam des Heren.
Het woord vertaald “ziek” wordt vertaald van het Griekse woord “astheneo” en dit woord betekent “zwak en krachteloos”.
En ja, wat moest iemand doen die zwak en krachteloos was?
Hij moest de oudsten van de gemeente tot zich roepen, deze zouden dan een gebed over hem uitspreken en hem met olie zalven in de naam des Heren.
Er is al veel over deze passage gesproken en gedebatteerd en dat in het bijzonder over het zalven met olie en of dat nog wel voor onze tijd van toepassing is.
In de eerste plaats, als we deze passage laten spreken voor wat het stelt, dan zien we dat, in het geval dat iemand zwak en krachteloos was, dat ze de oudsten, ouderlingen van de gemeente, moesten roepen.
Deze zouden over hen bidden. Dit is zeer duidelijk.
En ja, vanuit deze passage zien we dat het Gods bedoeling was dat gemeenten oudsten hadden. Dit spreekt over het ambt van ouderling. (Handl. 20: 17- 38; 1 Tim. 3: 1- 7; Titus 1: 5- 9; 1 Petrus 5: 1- 4) Zij waren de leiders van de lokale gemeenten.
En deze oudsten kregen de taak, om in het geval van zwakte en krachteloosheid, voor deze mensen te bidden en hen met olie te zalven.
Het zalven met olie:
Markus 6:
12 En zij vertrokken en predikten, dat zij zich zouden bekeren.
13 En zij dreven vele boze geesten uit en zalfden vele zieken met olie en genazen hen.
Lukas 10:
33 Doch een Samaritaan, die op reis was, kwam in zijn nabijheid, en toen hij hem zag, werd hij met ontferming bewogen.
34 En hij ging naar hem toe, verbond zijn wonden, goot er olie en wijn op; en hij zette hem op zijn eigen rijdier, bracht hem naar een herberg en verzorgde hem.
Ja, in de tijd van Jezus en de apostelen was het een normaal principe om zieken en zwakken met olie te zalven, we zien dit uit Markus 6. Vanuit Lukas 10 lezen we, dat in het geval van een verwonding, er met olie en wijn gewerkt werd.
Het zalven met olie, als medicijn, gaat terug naar zeer oude gebruiken.
In het oude Testament komen we het tegen. (Jesaja 1: 6)
Olie had in de 1ste eeuw een belangrijk doel dat door velen in de 21ste eeuw niet gezien wordt. Robertson stelt in zijn boek “Word Pictures” dat olie één van de beste remedies was die de ouden kenden. De “Expositors Bible Commentary” is het daarmee eens en stelt dat "olie het meest voorkomende medicijn was in bijbelse tijden". Josephus vermeldt: "Tijdens de laatste ziekte van Herodes verzocht hij om een bad in olie in de hoop genezing te bewerkstelligen". De Mishna, het mondeling reciteren van Joodse gebruiken, verklaart ook het medicinaal gebruik van olie.
Wijn stond ook wel bekend als een zeer goed antiseptisch middel.
(Jezus werd wijn vermengd met gal aangeboden toen Hij aan het kruis hing)
Vanuit deze gedachten lijkt het er sterk op dat zowel olie als wijn in de Bijbel gebruikt werden als een medicijn.
En ja, natuurlijk, in deze dagen waren er niet de medicijnen die wij nu hebben en de ziekenhuis zorg was er niet die wij nu hebben.
We zien dit ook in het verhaal van de barmhartige Samaritaan, hij werd niet naar een ziekenhuis gebracht. Nee, hij werd naar een soort herberg gebracht!
In mijn persoonlijke reizen in de Filippijnen is het niet ongewoon dat er olieen en andere natuurlijke “hulpmiddelen” meegenomen en toegediend worden in het geval iemand ziek wordt. Zo goed als wij in onze westerse maatschappij ook soms meer naar “natuurlijke producten” uitreiken.
Ook in onze tijden reiken mensen steeds meer uit naar etherische olien en andere natuurlijke producten in het zoeken naar een beter en gezonder lichaam, al dan niet in relatie tot een ziekte.
Mijn inziens spreken we hier in deze passage dan ook over een medicinaal gebruik van olieen, dat in deze tijden gewoon was om gebruikt te worden met zwakte, ziekte en krachteloosheid.
En zeker, laten we gewoon laten staan wat hier staat! En laten we handelen naar de woorden van dit vers. Olien, en nu andere natuurlijke producten bezitten nog steeds een mate van duidelijke medicinale en gezonde krachten.
En bovenal, deze zalving moest gebeuren in de naam van de Here.
Dit laat ook weer zien hoe, wat een mens ook maar doet, alles doet een gelovige doet gaat volgens de wil van Jezus. In de naam van Jezus. (Koll. 3: 16, 17)
En zo mochten de ouderlingen bidden voor de zwakke en de krachteloze.
En het gelovige gebed zal de lijder gezond maken, en de Here zal hem oprichten. En als hij zonden heeft gedaan, zal hem vergiffenis geschonken worden.
En ja, als er dan gebeden is door de oudsten en als er een zalving is geweest, dan zal “het gelovige gebed” de lijder gezond maken.
Let op de woorden “het gelovige gebed”.
Broeders en zusters, vrienden, niet elk gebed is “gelovig”.
Wat schrijft Hebreeen?
Hebreeen 11:
5 Door het geloof is Henoch weggenomen zodat hij de dood niet zag, en hij werd niet meer gevonden, want God had hem weggenomen. Want voordat hij werd weggenomen, is van hem getuigd, dat hij Gode welgevallig was geweest;
6 maar zonder geloof is het onmogelijk (Hem) welgevallig te zijn. Want wie tot God komt, moet geloven, dat Hij bestaat en een beloner is voor wie Hem ernstig zoeken.
Het “gelovige gebed” is een gebed dat in zekerheid wordt gebeden.
Een gebed zonder twijfel. Door geloof! In vol vertrouwen! In zekerheid!
Degene die zwak en krachteloos was zou van opgericht worden door de Here.
En als er zonden zijn geweest, dan zal hem vergiffenis geschonken worden.
Wat een prachtige woorden!
Hier zien we iets heel bijzonders gebeuren!
Het “gelovige gebed” zou de zwakke en krachteloze beter maken.
En als er zonden waren, ze zouden vergeven worden.
Hier zien we de grote kracht van het gelovige gebed.
En daar vult Jacobus nog meer woorden aan toe in het volgende vers.
Belijdt daarom elkander uw zonden en bidt voor elkander, opdat gij genezing ontvangt. Het gebed van een rechtvaardige vermag veel, doordat er kracht aan verleend wordt.
En zo wordt hier nog een zeer belangrijk woord aan toegevoegd, “belijdt daarom elkander uw zonden en bidt voor elkander, opdat gij genezing ontvangt”.
Ja, dit is iets waar gelovigen meer aandacht aan mogen geven, 1) het belijden van zonder aan elkaar 2) het voor elkander bidden, en 3) opdat gij genezing ontvangt.
Ja, dit was de opdracht van Jacobus. De broeders mochten elkaars zonden belijden. Daarna konden ze voor elkaar bidden en zo kon er genezing zijn.
Wat een krachtige woorden!
Handl. 19:
17 En dit werd bekend aan allen, Joden en Grieken, die te Efeze woonden, en vrees overviel hen allen, en de naam van de Here Jezus werd grootgemaakt;
18 en velen van hen, die gelovig geworden waren, kwamen hun schuld belijden en uitspreken wat zij bedreven hadden.
En ja, in deze woorden zit een rijke belofte!
En wat is de rijke belofte? De genezing van zonden.
Ja, God doet een belofte aan Zijn kinderen. Als Zijn kinderen onder elkaar hun zonden belijden en daar wordt samen voor gebeden, dan zal er genezing ontstaan.
En dit wordt gekoppeld aan het gebed van een rechtvaardige, dit vermag veel!
Daar wordt kracht aan ontleend!
Kan het misschien zo zijn dat er soms nog teveel zonde is in het leven van gelovigen puur omdat ze niet doen wat deze passage stelt?
Ja, God heeft hier een belangrijke remedie gegeven hoe een gelovige omgaat met zonde.
Deze worden beleden aan elkaar en daarna wordt er gebeden voor deze situatie.
En het gebed van de rechtvaardige is krachtig.
Broeders en zusters, vrienden, in al deze woorden zien we de kracht van het gebed.
De kracht van het gebed voor de zwakke en de krachteloze als de ouderlingen voor hen bidden. Het resultaat? Genezing! En als er zonden zijn, dan worden deze vergeven.
En als een broeder of zuster zonden kent, laten deze beleden worden. En daarna gebed.
Daar worden nieuwe krachten aan ontleend.
-------------------------------------------------------------------------------------------
Mijn broeders, indien bij u iemand van de waarheid afdwaalt, en een ander brengt hem tot inkeer, weet dan, dat, wie een zondaar van zijn dwaalweg terugbrengt, diens ziel van de dood zal behouden en tal van zonden bedekken.
In de voorgaande verzen, vers 13- 16, heeft Jacobus gesproken over wat de gelovigen behoorden te doen, 1) in tijden van leed, 2) in tijden van blijdschap en 3) in tijden van ziekte.
Ja, in tijden van leed moesten de gelovigen bidden, in tijden van blijdschap moesten ze zingen en in tijden van ziekte moesten de gelovigen de ouderlingen van de gemeente tot hen roepen, deze zouden over hen bidden en ze zouden door hen met olie gezalfd worden.
En het gebed van “de gelovige” zou de zieke weer heel maken en dit alles moest gebeuren “in de naam van de Here”. Ja, alles in de naam van de Here! (Koll. 3: 16, 17)
Wat een rijkdom!
Verder schrijft Jacobus over het belang van het belijden van zonde aan elkaar, onder gelovigen. Dit is een krachtig en een vergeten woord!
Broeders en zusters, vrienden, het is belangrijk om met elkaar en voor elkaar te bidden na belijdenis van zonden.
Zonden belijden en voor elkaar bidden. Bidden om kracht! Bidden om zonden te weerstaan!
En dit gebed zou genezing brengen! Wat een krachtige woorden!
Ja waarlijk, het gebed van “de gelovige”, daar gaat kracht vanuit! Genezing voor de zieke en zwakke en genezing voor de zondaar en de zonde!
En daar gaat Jacobus mee verder!
Hoe groot is de kracht van het gebed van “de gelovige”?
Zeer groot! Ga je mee?
17 Elia was slechts een mens zoals wij en hij bad een gebed, dat het niet regenen zou, en het regende niet op het land, drie jaar en zes maanden lang
18 en hij bad opnieuw, en de hemel gaf regen en de aarde deed haar vrucht uitspruiten.
19 Mijn broeders, indien bij u iemand van de waarheid afdwaalt, en een ander brengt hem tot inkeer,
20 weet dan, dat, wie een zondaar van zijn dwaalweg terugbrengt, diens ziel van de dood zal behouden en tal van zonden bedekken.
Elia was slechts een mens zoals wij en hij bad een gebed, dat het niet regenen zou, en het regende niet op het land, drie jaar en zes maanden lang en hij bad opnieuw, en de hemel gaf regen en de aarde deed haar vrucht uitspruiten.
(Voor dit verhaal lezen we: 1 Koningen 17, 18; Lukas 4: 25)
Wat is de kracht van het gebed van “een gelovige”?
Elia bad een gebed dat het niet zou regenen. En het regende niet!
Elia bad opnieuw. En de hemel gaf regen en de aarde deed haar vrucht uitspruiten!
Dit is de simpele waarheid van het gebed van “een gelovige”.
God hoort het gebed van een gelovige.
En zo mocht de zwakke en krachteloze weten dat als de ouderlingen zouden bidden dat er genezing zou zijn. En als er zonde gedaan waren, zouden deze genezen worden.
En zo mochten degene weten, die zonden aan elkaar zouden belijden, dat er genezing zou zijn! Kan het nog mooier! Nee, dit kan niet mooier!
En zie je wat er geschreven staat over Elia? Hij was “slechts een mens zoals wij”!
Ja, Elia was precies hetzelfde als wij. Dat is het punt wat Jacobus wilt maken!
Het belangrijke waar onze aandacht hier naar uit moet gaan is dat hij “een gelovig gebed” bad.
Daar blinkte hij in uit!
En zo kan iedereen, omdat we hetzelfde zijn als Elia, een gelovig gebed bidden!
Maar zijn wij gelovig als Elia? Dat is de grote vraag!
En zo heeft Jacobus over vier unieke situaties gesproken, wat de gelovigen behoorden te doen, 1) in tijden van leed, 2) in tijden van blijdschap, 3) in tijden van ziekte en 4) in tijden van het belijden van zonden en het bidden voor elkaar.
En nu in de laatste twee verzen komt Jacobus nog met een vijfde punt, wat moet er gebeuren als iemand van de waarheid afdwaalt.
Mijn broeders, indien bij u iemand van de waarheid afdwaalt, en een ander brengt hem tot inkeer, weet dan, dat, wie een zondaar van zijn dwaalweg terugbrengt, diens ziel van de dood zal behouden en tal van zonden bedekken.
En zo, als iemand van de waarheid zou afdwalen, dan was het van belang dat een andere deze tot inkeer zou brengen.
Ja, zo mogen we zien dat deze arme gelovigen in een zeer moeilijke positie waren gekomen.
Ze werden onderdrukt, ze werden veroordeeld en ze werden gedood. (Vers 1- 12)
Een positie waarin het zelfs mogelijk zou zijn dat iemand, een broeder, van de weg zou afdwalen.
Galaten 6:
1 Broeders, zelfs indien iemand op een overtreding betrapt wordt, helpt gij, die geestelijk zijt, hem terecht in een geest van zachtmoedigheid, ziende op uzelf; gij mocht ook eens in verzoeking komen.
2 Verdraagt elkanders moeilijkheden; zo zult gij de wet van Christus vervullen.
Ja, wat doen we als iemand van de waarheid afdwaalt?
Zo iemand moet met zorg en in “een geest van zachtmoedigheid” terug gebracht worden.
Terug bij de kudde!
God wil Zijn ware kinderen samen, samen in één kudde.
Elke ziel is voor God belangrijk.
Ja, zoals Ezechiel 18 ook getuigd:
Ezechiel 18:
31 Werpt alle overtredingen die gij begaan hebt, van u weg, en vernieuwt uw hart en uw geest. Waarom toch zoudt gij sterven, huis Israels?
32 Want Ik heb geen welgevallen aan de dood van wie sterven moet, luidt het woord van de Here Here; daarom bekeert u, opdat gij leeft.
En zo mag de broeder, die een andere gelovige tot inkeer brengt, weten dat hij een ziel van de dood behoud en tal van zonden bedekt.
En dan vragen we, wat is de waarheid?
Johannes 1:
16 Immers uit zijn volheid hebben wij allen ontvangen zelfs genade op genade;
17 want de wet is door Mozes gegeven, de genade en de waarheid zijn door Jezus Christus gekomen.
Johannes 8:
31 Jezus dan zeide tot de Joden, die in Hem geloofden: Als gij in mijn woord blijft, zijt gij waarlijk discipelen van Mij
32 en gij zult de waarheid verstaan, en de waarheid zal u vrijmaken.
(Efeze 6: 14; 1 Petrus 1: 22)
Ja, de woorden van Christus, de woorden van het nieuwe verbond, dat zijn de woorden van waarheid!
De woorden van het eerste verbond waren wet!
De woorden van het tweede verbond zijn genade en waarheid.
En dan stellen we, als dan iemand een ziel terugbrengt naar de waarheid, die zal deze ziel leren en behouden.
Ja, het is ten allen tijde van belang dat een ziel wordt behouden.
God wil dat alle zielen behouden worden.
2 Petrus 3:
9 De Here talmt niet met de belofte, al zijn er, die aan talmen denken, maar Hij is lankmoedig jegens u, daar Hij niet wil, dat sommigen verloren gaan, doch dat allen tot bekering komen.
Broeders en zusters, vrienden, laten we ons inzetten voor elkaar.
Laten we ons inzetten voor God en Zijn waarheid in Christus.
Laten we ons inzetten om mee te werken met het grote plan van God!
God wil zielen behouden, alle zielen. En Hij doet dat ook door ons heen.
Broeders en zusters, vrienden, durven wij in waarheid en in liefde elkaar toe te spreken?
Durven wij elkaar met zorg en met warmte elkaar tot herstel te brengen?
Durven wij elkaar met zorg en warmte tot een grotere dienstbaarheid te brengen?
En dit alles tot lof en glorie van Hem?
Tot lof en glorie van Zijn gemeente?
Al deze woorden laten ook zien dat een gelovige af kan vallen van Gods waarheid.
Johannes 15:
1 Ik ben de ware wijnstok en mijn Vader is de landman.
2 Elke rank aan Mij, die geen vrucht draagt, neemt Hij weg, en elke die wel vrucht draagt, snoeit Hij, opdat zij meer vrucht drage.
3 Gij zijt nu rein om het woord, dat Ik tot u gesproken heb; blijft in Mij, gelijk Ik in u.
4 Evenals de rank geen vrucht kan dragen uit zichzelf, als zij niet aan de wijnstok blijft, zo ook gij niet, indien gij in Mij niet blijft.
5 Ik ben de wijnstok, gij zijt de ranken. Wie in Mij blijft, gelijk Ik in hem die draagt veel vrucht, want zonder Mij kunt gij niets doen.
6 Wie in Mij niet blijft, is buitengeworpen als de rank en is verdord, en men verzamelt ze en werpt ze in het vuur en zij worden verbrand.
7 Indien gij in Mij blijft en mijn woorden in u blijven, vraagt wat gij maar wilt, en het zal u geworden.
8 Hierin is mijn Vader verheerlijkt, dat gij veel vrucht draagt en gij zult mijn discipelen zijn.
(Vergelijk verder: Ezechiel 18: 1- 33; Matteus 13: 18- 23; Hebreeen 6: 1- 12; Hebreeen 10: 19- 39; 2 Petrus 2: 1- 22)
Ja, het nieuwe Testament laat ons zien dat een gelovige zo diep in zonde kan geraken en daardoor overwonnen wordt, dat de gelovige afvalt en geen deel meer is van God.
Door velen wordt dit ontkend. Maar het blijft de getuigenis van de Schrift!
En het blijft een belangrijke getuigenis van de Schrift.
Daarom is het zo belangrijk dat, als er iemand van Gods waarheid afdwaalt, dat deze persoon terug gebracht word, in liefde en in warmte. In liefde voor Hem en in liefde voor Zijn gemeente.
Copyright © 2017 Gert-Jan van Zanten · Webdesign by R081N
All Rights Reserved · webbijbel.nl
Hosted by VDX.nl