Want wij, die nog in een tent wonen, zuchten bezwaard, omdat wij niet ontkleed, doch overkleed willen worden, opdat het sterfelijke door het leven worde verslonden.
In het laatste deel van het vorige hoofdstuk stonden twee zaken centraal:
A. In het aardse vat moesten de apostelen, en alle gelovigen, lijden.
B. In het aardse bestaan van de ware gelovige word de innerlijk mens vernieuwd, dag aan dag.
Drie belangrijke redenen werden genoemd voor de ware gelovige, als basis om de moed niet te verliezen:
1. Al vervalt ook onze uiterlijke mens nochtans wordt de innerlijke van dag tot dag vernieuwd.
2. Want de lichte last der verdrukking van een ogenblik bewerkt voor ons een alles verre te boven gaand eeuwig gewicht van heerlijkheid.
3. Daar wij niet zien op het zichtbare, maar op het onzichtbare; want het zichtbare is tijdelijk, maar het onzichtbare is eeuwig.
En die eeuwige zaken, genoemd in het laatste vers van hoofdstuk vier, daar zal Paulus in dit hoofdstuk meer over gaan zeggen.
Ga je mee? Op reis naar wat “eeuwig” genoemd word!
1 Want wij weten, dat, indien de aardse tent, waarin wij wonen, wordt afgebroken, wij een gebouw van God hebben, in de hemelen, niet met handen gemaakt, een eeuwig huis.
2 Want hierom zuchten wij: wij haken ernaar met onze woonstede uit de hemel overkleed te worden,
3 als wij maar bekleed, en niet naakt, zullen bevonden worden.
4 Want wij, die nog in een tent wonen, zuchten bezwaard, omdat wij niet ontkleed, doch overkleed willen worden, opdat het sterfelijke door het leven worde verslonden.
Want wij weten, dat, indien de aardse tent, waarin wij wonen, wordt afgebroken, wij een gebouw van God hebben, in de hemelen, niet met handen gemaakt, een eeuwig huis.
In het vorige hoofdstuk zagen we dat Paulus refereerde naar “het aardse vat” als beeld van zijn fysieke lichaam. In dit vers gaat hij spreken over “de aardse tent”.
En hij stelt dat als “de aardse tent” waarin wij wonen, wordt afgebroken, wij “een gebouw van God hebben”, in de hemelen. Wat niet met handen gemaakt is, een eeuwig huis.
Broeders en zusters, vrienden, wat een prachtig beeld!
En om dit te zeggen met die eerste woorden “want wij weten”.
Wow, dit is prachtig, dit is een kennis die tot in het diepst van ons hart verborgen mag zijn. WIJ WETEN!! En wat weten wij?
Vier belangrijke punten.
A. De aardse tent zal worden afgebroken.
B. Daarna krijgen wij een gebouw van God.
C. In de hemelen, niet met handen gemaakt.
D. En dit zal een eeuwig huis zijn.
De aardse tent zal worden afgebroken.
Ja, dit leven is tijdelijk!
Het woord “tent” zoals hier gebruikt komt van het Griekse woord “oikia” en dit woord betekent “huis”.
Ja, ons aardse lichaam wordt hier voorgesteld als een huis, een huis waarin onze ziel woont.
We zien dan ook dat het woord “aards huis” in contrast staat tot “een eeuwig huis” bij God in de hemel. En dat lichaam is niet met handen gemaakt.
2 Petrus 1:
13 Ik acht het mijn plicht, zolang ik in deze tent ben, u door herinnering wakker te houden, 14 want ik weet, dat het afleggen van mijn tent spoedig komt, zoals ook onze Here Jezus Christus mij heeft doen weten.
(In deze tekst wordt het Griekse woord “skenoma” gebruikt voor het woord vertaald “tent”. Dit woord betekent tabernakel, Joodse lezers)
En ja, als de gelovige dan verlost wordt van de aardse tent, dan krijgt hij een eeuwige tent, in de hemelen, met en bij God.
1 Petrus 1:
3 Geloofd zij de God en Vader van onze Here Jezus Christus, die ons naar zijn grote barmhartigheid door de opstanding van Jezus Christus uit de doden heeft doen wedergeboren worden tot een levende hoop,
4 tot een onvergankelijke, onbevlekte en onverwelkelijke erfenis, die in de hemelen weggelegd is voor u,
5 die in de kracht Gods bewaard wordt door het geloof tot de zaligheid, welke gereed ligt om geopenbaard te worden in de laatste tijd.
Want hierom zuchten wij: wij haken ernaar met onze woonstede uit de hemel overkleed te worden.
Ja, in deze aardse tent, zuchten wij. Waarom zuchten wij?
Romeinen 8:
20 Want de schepping is aan de vruchteloosheid onderworpen, niet vrijwillig, maar om (de wil van) Hem, die haar daaraan onderworpen heeft,
21 in hope echter, omdat ook de schepping zelf van de dienstbaarheid aan de vergankelijkheid zal bevrijd worden tot de vrijheid van de heerlijkheid der kinderen Gods.
22 Want wij weten, dat tot nu toe de ganse schepping in al haar delen zucht en in barensnood is.
23 En niet alleen zij, maar ook wij zelf, wij, die de Geest als eerste gave ontvangen hebben, zuchten bij onszelf in de verwachting van het zoonschap: de verlossing van ons lichaam.
Ja, de schepping is aan de vruchteloosheid onderworpen.
En wie lijden er? Allen lijden! Ook hen die de Geest als eerste gave hebben ontvangen.
En ja, dat zijn niemand anders dan de ware gelovigen.
En ja, die ware gelovigen, die lijden.
Zolang een mens een “aardse tent” heeft is lijden zijn deel.
Het woord “haken” in deze tekst komt van het Griekse woord “epipotheo” en dit woord betekent “naar iets verlangen” of “najagen”.
En ja, dat is wat de ware gelovige doet. Dit verlangt ernaar om met zijn eeuwig huis omgeven te worden. Geen lijden meer in de aardse tent, maar eeuwige vreugde met en in het eeuwige huis. De gelovige zal overkleed worden met een nieuw lichaam.
En als hij dan over overkleden spreekt, dan is er iets heel belangrijks!
Als wij maar bekleed, en niet naakt, zullen bevonden worden.
En ja, dit nieuwe huis, deze eeuwige tent is beschikbaar voor hen die bekleed zullen bevonden worden. Naaktheid is een beeld van geestelijke armoede.
Openbaring 3:
14 En schrijf aan de engel der gemeente te Laodicea: Dit zegt de Amen, de getrouwe en waarachtige getuige, het begin der schepping Gods:
15 Ik weet uw werken, dat gij noch koud zijt, noch heet. Waart gij maar koud of heet!
16 Zo dan, omdat gij lauw zijt en noch heet, noch koud, zal Ik u uit mijn mond spuwen.
17 Omdat gij zegt: Ik ben rijk en ik heb mij verrijkt en heb aan niets gebrek, en gij weet niet, dat gij zijt de ellendige en jammerlijke en arme en blinde en naakte,
18 raad Ik u aan van Mij te kopen goud, dat in het vuur gelouterd is, opdat gij rijk moogt worden, en witte klederen, opdat gij die aandoet en de schande uwer naaktheid niet zichtbaar worde; en ogenzalf om uw oogleden te bestrijken, opdat gij zien moogt.
19 Allen, die Ik liefheb, bestraf Ik en tuchtig Ik; wees dan ijverig en bekeer u.
Galaten 3:
26 Want gij zijt allen zonen van God, door het geloof, in Christus Jezus.
27 Want gij allen, die in Christus gedoopt zijt, hebt u met Christus bekleed.
28 Hierbij is geen sprake van Jood of Griek, van slaaf of vrije, van mannelijk en vrouwelijk: gij allen zijt immers een in Christus Jezus.
29 Indien gij nu van Christus zijt, dan zijt gij zaad van Abraham, en naar de belofte erfgenamen.
Hoe wordt iemand bekleed?
Voor hem die nog niet in het geloof is? Die wordt bekleed door de wedergeboorte en heel specifiek door de doop tot vergeving van zonden.
(Denk ook aan het prachtige verhaal van de verloren zoon.
Toen hij thuiskwam werd hij geheel gekleed, met alles wat nodig was.)
Hoe word iemand herkleed die afgedwaald is? (Openbaring 3: 17)
Door bekering. (Openbaring 3: 17; 1 Johannes 2: 1- 2)
Want wij, die nog in een tent wonen, zuchten bezwaard, omdat wij niet ontkleed, doch overkleed willen worden, opdat het sterfelijke door het leven worde verslonden.
Ja, degene die in de aardse tent wonen, die zuchten bezwaard.
Maar dit alles heeft een doel! Dit alles heeft een alles overstijgend doel! Ware gelovigen zullen overkleed worden en dan wordt het sterfelijke leven door het eeuwige leven worden verslonden.
Fill. 3:
20 Want wij zijn burgers van een rijk in de hemelen, waaruit wij ook de Here Jezus Christus als verlosser verwachten,
21 die ons vernederd lichaam veranderen zal, zodat het aan zijn verheerlijkt lichaam gelijkvormig wordt, naar de kracht, waarmede Hij ook alle dingen Zich kan onderwerpen.
Ja, het vernederde lichaam dat zal veranderd worden en het zal het lichaam van Jezus gelijk worden. Wij zullen Hem gelijk worden.
1 Johannes 3:
2 Geliefden, nu zijn wij kinderen Gods en het is nog niet geopenbaard, wat wij zijn zullen; (maar) wij weten, dat, als Hij zal geopenbaard zijn, wij Hem gelijk zullen wezen; want wij zullen Hem zien, gelijk Hij is.
Broeders en zusters, vrienden, ja de ware gelovige kijkt uit naar de tijd dat het aardse leven verslonden zal worden door het eeuwige leven.
(Deze opstanding zal universeel zijn en de ongelovigen zullen naar de eeuwige verwoesting gaan)
Ware gelovigen zuchten, ware gelovigen worden verdrukt, vervolgd, maar dit alles met een doel. Het doel is om overkleed te worden. Overkleed te worden met eeuwig leven, samen bij en met God.
-----------------------------------------------------------------------------------------------
Maar wij zijn vol goede moed en wij begeren te meer ons verblijf in het lichaam te verlaten en bij de Here onze intrek te nemen.
In het eerste deel van dit hoofdstuk, vers 1- 4 mochten we stilstaan bij wat Paulus “de aardse tent” noemde en dit in vergelijking met “de hemelse tent”.
Ja, de aardse tent, het aardse lichaam zou eindigen in stof, vanwaar het genomen was. Dan zou het aardse worden verslonden om dan plaats te maken voor de hemelse tent, het nieuwe lichaam dat God geeft.
En terwijl Paulus nog in de aardse tent was moest hij lijden en verdrukking verdragen.
En dit is ook zo voor alle gelovigen. Gelovigen moeten lijden en verdrukking verdragen.
Maar sta diep stil bij de woorden van de volgende verzen!
5 God is het, die ons juist daartoe bereid heeft en die ons de Geest tot onderpand gegeven heeft.
6 Daarom zijn wij te allen tijde vol goede moed, ook al weten wij, dat wij, zolang wij in het lichaam ons verblijf hebben, ver van de Here in den vreemde zijn
7 - want wij wandelen in geloof, niet in aanschouwen -
8 maar wij zijn vol goede moed en wij begeren te meer ons verblijf in het lichaam te verlaten en bij de Here onze intrek te nemen.
God is het, die ons juist daartoe bereid heeft en die ons de Geest tot onderpand gegeven heeft.
Ja, en als Paulus dan spreekt over de hemelse tent, dan is het God die de ware gelovigen daartoe heeft bereid. Ware gelovigen zullen een hemelse tent krijgen. Dat is het vooruitzicht!
Waar heeft God Zijn kinderen toe bereid?
1 Kor. 2:
9 Maar, gelijk geschreven staat: Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoorden wat in geen mensenhart is opgekomen, al wat God heeft bereid voor degenen, die Hem liefhebben.
10 Want ons heeft God het geopenbaard door de Geest. Want de Geest doorzoekt alle dingen, zelfs de diepten Gods.
En het is door geen oog gezien, door geen oor gehoord en in geen enkel hart opgekomen wat God heeft bereid voor hen die Hem liefhebben!
Ja, God heeft geopenbaard dat de ware gelovigen een nieuw lichaam krijgen! Een opstandingslichaam! (1 Kor. 15: 35- 58) En de gegeven Geest fungeert daarin als onderpand!
We kwamen dit eerder tegen in hoofdstuk 1 van 2 Korinthe.
Het woord vertaald “onderpand” dat in deze passage gebruikt word komt van het Griekse woord “arrhabon” en dit woord betekent “een pand” of “handgeld”.
Wat is een pand of handgeld? Dit is geld dat bij aankopen wordt gegeven als eerste aanbetaling ten teken dat het volle bedrag later betaald zal worden.
(We zien een beeld hiervan in Genesis 38: 17- 20)
En ja, die gelovigen die door geloof, bekering en doop worden toegevoegd aan de gemeente die krijgen de Heilige Geest als onderpand. (Handl. 2: 38; 5: 32; 1 Kor. 12: 13; Efeze 3: 14- 21)
Door middel van een zegel (afdruk van een zegel of zegelring) markeerde men in de oudheid zijn eigendomsrecht of gaf men aan een brief of voorwerp een bewijs van echtheid, authenticiteit, mee.
Zo is de verzegeling met de Heilige Geest een goddelijke gebeurtenis waarin God Zijn kinderen verzegeld.
Efeze 1:
13 In Hem zijt ook gij, nadat gij het woord der waarheid, het evangelie uwer behoudenis, hebt gehoord; in Hem zijt gij, toen gij gelovig werdt, ook verzegeld met de Heilige Geest der belofte,
14 die een onderpand is van onze erfenis, tot verlossing van het volk, dat Hij Zich verworven heeft, tot lof zijner heerlijkheid.
Deze verzegeling met Gods Geest is niet alleen een teken van God eigendomsrecht, zij is tevens het onderpand van het toekomstige heil dat de gelovigen te wachten staat. Als gelovigen door de wedergeboorte de Heilige Geest krijgen is die een “pand of handgeld” en dit bevestigd dat zij, als zij trouw aan God blijven, het eeuwige leven zullen ontvangen.
Daarom zijn wij te allen tijde vol goede moed, ook al weten wij, dat wij, zolang wij in het lichaam ons verblijf hebben, ver van de Here in den vreemde zijn.
Ja, omwille het feit dat God ons beloften heeft gegeven van een nieuw lichaam en dat door ons in dit leven al de Geest als onderpand te geven, hebben ware gelovigen altijd goede moed!
Ja, dat is wat ware gelovigen zijn en hebben! Altijd vol goede moed!
Dit is de kracht van de ware gelovige! Dit bepaald de ware identiteit van de gelovige!
Ondanks dat we in onze “aardse tent” moeten lijden, verdrukking en smaad verdragen, is de gelovige altijd vol goede moed!
En ja, nu is de ware gelovige nog “ver van de Here” en “in den vreemde”.
Ja, ware gelovige zijn vreemdelingen op aarde. Ware gelovigen zijn nog niet met de Here en in een vreemd land, het land van zonde en ongerechtigheid.
Maar de dag die komt!
2 Tess. 2:
9 Dezen zullen boeten met een eeuwig verderf, ver van het aangezicht des Heren en van de heerlijkheid zijner sterkte,
10 wanneer Hij komt, om op die dag verheerlijkt te worden in zijn heiligen en met verbazing aanschouwd te worden in allen, die tot geloof gekomen zijn; want ons getuigenis heeft geloof gevonden bij u.
Gelovigen zijn “ALTIJD VOL GOEDE MOED”.
Want wij wandelen in geloof, niet in aanschouwen.
Ja, de ware gelovige heeft altijd goed moed! Hoe doet de gelovige dit?
Door het geloof! Ja, de ware gelovige die wandelt door het geloof. Het geloof in een grote en machtige God. Wat is geloof?
Hebreeën 11:
1 Het geloof nu is de zekerheid der dingen, die men hoopt, en het bewijs der dingen, die men niet ziet.
Hoe leeft de gelovige?
Habakuk 2:
4 Zie, opgeblazen, niet recht, is zijn ziel in hem, maar de rechtvaardige zal door zijn geloof leven.
Ja, dit is het leven van de gelovige. Leven in geloof en in vertrouwen.
Wat de omstandigheden in onze “aardse tent” ook maar mogen zijn! Gelovigen zijn altijd “vol goede moed” en dit “door het geloof”.
Maar wij zijn vol goede moed en wij begeren te meer ons verblijf in het lichaam te verlaten en bij de Here onze intrek te nemen.
En zo komt Paulus terug op zijn woorden uit vers 6, “wij zijn vol goede moed”.
Hoe prachtig is dit? Wat een gave van God!
Hij geeft ons datgene wat een ieder verlangt en wat Hij alleen maar kan geven, Hij die de maker van het leven is. De gelovige is altijd “vol goede moed”!
En zo heeft de ware gelovige een verlangen, zoals Paulus woorden gaf in de brief aan de Filippenzen, het verlangen om uit de aardse tent te gaan en woning te nemen met Christus.
Fillipenzen 1:
21 Want het leven is mij Christus en het sterven gewin.
22 Indien ik in het vlees blijf leven, betekent dat voor mij werken met vrucht en wat ik moet kiezen, weet ik niet.
23 Van beide zijden word ik gedrongen: ik verlang heen te gaan en met Christus te zijn, want dit is verreweg het beste;
24 maar nog in het vlees te blijven is nodiger om uwentwil.
Broeders en zusters, vrienden.
Wat een prachtig perspectief voor hen die waarlijk en waardig geloven.
Geloof in Hem betekent “altijd vol goede moed”zijn.
De woorden “goede moed” komen van het Griekse woord “tharrheo” en dit woord betekent “vol goede moed zijn”.
Moed word omschreven als de bereidheid de confrontatie met lichamelijke pijn, tegenslag en levensbedreiging, onzekerheid, angst en intimidatie aan te gaan en te doorstaan. En te overwinnen.
Met andere woorden, iemand die vol goede moed is, kan alles doorstaan en overwinnen.
Paulus schrijft deze kwaliteit toe aan de ware gelovigen. Zij kunnen alles aan en alles doorstaan. Ja, deze goede moed is vol en het is een goede moed die altijd aanwezig is.
Wat wil de ware gelovige nog meer?
Broeders en zusters, vrienden. Dit is onze God!
Dit is Gods kracht! Hij kan in ons werken en zorgen dat wij “altijd vol goede moed” zijn.
De Geest is als onderpand gegeven! Het bewijs is ons overgegeven in dit leven!
Wat een rijkdom! En dat allemaal als een gave van Hem, die het leven is.
Alles is een gave van Hem!
Laten we Hem daarvoor danken, aanbidden, zonder agenda!
-----------------------------------------------------------------------------------------
Daarom stellen wij er een eer in, hetzij thuis, hetzij in den vreemde, Hem welgevallig te zijn.
In onze laatste overdenking stonden de verzen 5- 8 centraal.
In deze verzen zagen we hoe Paulus sprak over het principe dat gelovigen ertoe voorbereid waren om een hemelse tent te verwerven.
En juist omdat de gelovigen hiertoe voorbereid waren sprak Paulus over gelovigen dat zij “altijd vol goede moed” zijn. En dit door “het geloof”. Ja, ware gelovigen leven door het geloof en niet door aanschouwen. (Vers 7)
En dit alles krijgt extra kracht door de woorden dat gelovigen de Heilige Geest als onderpand hebben gekregen.
Ja, in de wedergeboorte krijgen gelovigen de Heilige Geest en deze fungeert als onderpand van de rijke belofte om een hemelse tent te verwerven.
En zo verblijft de gelovige “in de vreemde”, op deze aarde in “een aardse tent”, maar hij is op weg “naar huis” en dan zal de gelovige “een hemelse tent” krijgen.
9 Daarom stellen wij er een eer in, hetzij thuis, hetzij in den vreemde, Hem welgevallig te zijn.
10 Want wij moeten allen voor de rechterstoel van Christus openbaar worden, opdat een ieder wegdrage wat hij in zijn lichaam verricht heeft, naardat hij gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad.
11 Daar wij dan weten, hoezeer de Here te vrezen is, trachten wij de mensen te overtuigen; voor God echter is ons bedoelen openbaar en, naar ik hoop, is het ook in uw geweten openbaar.
12 Wij prijzen ons niet opnieuw bij u aan, maar wij geven u gelegenheid tot roem over ons, opdat gij niet verlegen staat tegenover hen, die roem zoeken door uiterlijkheden, maar niet door het hart.
Daarom stellen wij er een eer in, hetzij thuis, hetzij in den vreemde, Hem welgevallig te zijn.
En ja, of Paulus nu thuis was of nog in de vreemde, het was zijn eer om Hem welgevallig te zijn.
Het woord vertaald “eer” komt van het Griekse woord “philotimeomai” en dit woord betekent “eerzuchtig zijn”, met als implicatie om iemand de eer te geven die iemand toekomt. Ja, dit spreekt van een duidelijk doel wat iemand heeft om ijverig te zijn, En ja, hier is dat om ijverig te zijn om Hem welgevallig te zijn.
En ja, is dat niet de roem van de gelovige?
Om Hem onder alle omstandigheden welgevallig te zijn?
Dat is onze taak!
Daar zijn we voor geschapen!!
Romeinen 12:
1 Ik vermaan u dan, broeders, met beroep op de barmhartigheden Gods, dat gij uw lichamen stelt tot een levend, heilig en Gode welgevallig offer: dit is uw redelijke eredienst.
2 En wordt niet gelijkvormig aan deze wereld, maar wordt hervormd door de vernieuwing van uw denken, opdat gij moogt erkennen wat de wil van God is, het goede, welgevallige en volkomene.
Want wij moeten allen voor de rechterstoel van Christus openbaar worden, opdat een ieder wegdrage wat hij in zijn lichaam verricht heeft, naardat hij gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad.
Ja, het was tot eer van God dat Paulus leefde op een manier om God altijd welgevallig te zijn.
Paulus deed dit ook met een heel duidelijk motief.
Er zou een dag komen dat een ieder voor de rechterstoel van God moet verschijnen.
Op die dag zal alles openbaar worden en zal elk mens moeten dragen naar gelang hij in het lichaam gehandeld heeft.
Romeinen 2:
5 Maar in uw weerbarstigheid en onboetvaardigheid van hart hoopt gij u toorn op tegen de dag des toorns en der openbaring van het rechtvaardig oordeel Gods,
6 die een ieder vergelden zal naar zijn werken:
7 hun, die, in het goeddoen volhardende, heerlijkheid, eer en onvergankelijkheid zoeken, het eeuwige leven;
8 maar hun, die zichzelf zoeken, der waarheid ongehoorzaam en der ongerechtigheid gehoorzaam zijn, wacht toorn en gramschap.
Ja, er komt een universeel oordeel! Er komt een oordeel voor alle mensen!
En in dit oordeel moet een ieder verantwoordelijkheid afleggen voor alles wat er “in het vlees” gedaan is.
Een ieder die het goede heeft bewerkt zal vergolden worden met eeuwig leven.
Een ieder die het kwade heeft bewerkt zal vergolden worden met eeuwig verderf, gramschap en toorn.
Daar wij dan weten, hoezeer de Here te vrezen is, trachten wij de mensen te overtuigen; voor God echter is ons bedoelen openbaar en, naar ik hoop, is het ook in uw geweten openbaar.
En ja, dit universele oordeel, wat samengaat met de vreze voor God, was de reden voor Paulus om mensen te overtuigen.
(Het woord “vreze” moet niet begrepen worden als “angst”, maar in de betekenis van ontzag, erkenning en respect.)
Hoe belangrijk is de vreze voor God?
Hoe belangrijk is het om God de eer en het respect te geven wat Hem toekomt?
Spreuken 9:
10 De vreze des Heren is het begin der wijsheid en het kennen van de Hoogheilige is verstand.
En zo trachten Paulus en andere apostelen mensen te overtuigen.
Hierin was de bedoeling van Paulus aan de gemeente van Korinthe openbaar.
En Paulus wilde dat dit ook in de gelovigen van Korinthe openbaar was.
En dit gaat terug naar één van de fundamentele principes van deze brieven aan Korinthe. Paulus was geen schijnapostel! De ware bedoeling van Paulus was één, en dat was om alle mensen te overtuigen!
Wij prijzen ons niet opnieuw bij u aan, maar wij geven u gelegenheid tot roem over ons, opdat gij niet verlegen staat tegenover hen, die roem zoeken door uiterlijkheden, maar niet door het hart.
Door de woorden van het vorige vers “Daar wij dan weten, hoezeer de Here te vrezen is, trachten wij de mensen te overtuigen” zien we dat Paulus zichzelf niet wil aanprijzen bij de gemeente van Korinthe.
Nee, die woorden waren puur en louter om te laten zien wat hun beweegredenen waren in relatie tot het prediken van de bediening van de Geest, het nieuwe verbond, van Christus.
Nee, Paulus hoeft zichzelf niet aan te prijzen. Maar dit alles werd nu wel een gelegenheid voor de gemeente van Korinthe om te roemen over de ware apostelen.
En zo hoefden zij niet verlegen te staan tegen hen die roem zochten in uiterlijkheden, de schijnapostelen.
Hoe stonden de ware apostelen? Door het hart!!
Hoe stonden de schijnapostelen? Door uiterlijke zaken!!
Broeder en zuster, vriend, hoe sta jij in relatie tot God?
Door het hart?
-----------------------------------------------------------------------------------------
Want de liefde van Christus dringt ons, daar wij tot het inzicht gekomen zijn, dat een voor allen gestorven is.
In het laatste deel, vers 9- 12, hebben gezien hoe de apostel Paulus sprak over “het altijd welgevallig zijn aan de Here”. Dit was belangrijk voor de apostel.
Dan herinnert Paulus de gelovigen eraan dat hij dit ook doet omdat er een dag aankomt waarin een ieder beoordeeld zal worden op basis van het goede of het kwade dat gedaan is in het leven.
En vanuit die gedachte waren de apostelen aan het prediken en dit met de zuiverste redenen. En dit moest duidelijk zijn aan de gemeente van Korinthe.
Deze woorden werden ook gebruikt om te laten zien dat Paulus en de andere apostelen ware apostelen waren die met zuivere motieven de bediening van de Geest predikten, en dit vanuit het hart.
Ga je mee?
13 Want hetzij wij in geestvervoering kwamen, het was in dienst van God, hetzij wij nuchter van zin zijn, het is ter wille van u.
14 Want de liefde van Christus dringt ons,
15 daar wij tot het inzicht gekomen zijn, dat een voor allen gestorven is. Dus zijn zij allen gestorven. En voor allen is Hij gestorven, opdat zij, die leven, niet meer voor zichzelf zouden leven, maar voor Hem, die voor hen gestorven is en opgewekt.
16 Zo kennen wij dan van nu aan niemand naar het vlees. Indien wij al Christus naar het vlees gekend hebben, thans niet meer.
Want hetzij wij in geestvervoering kwamen, het was in dienst van God, hetzij wij nuchter van zin zijn, het is ter wille van u.
Het woord vertaald “geestvervoering” komt van het Griekse woord “existemi” en dit woord betekent “uit zijn plaats gooien”. Met de implicatie om buiten jezelf te zijn.
In dit vers zien we ook hoe “in geestvervoering” in contrast gebruikt word met “nuchter van zin zijn”.
Wanneer was Paulus buiten zichzelf?
Het lijkt erop dat Paulus hier spreekt over het “onder invloed van de Geest”, in tongen spreken, profeteren en/of het ontvangen van een openbaring van Godswege.
(1 Kor. 14: 2, 4, 14- 15; 2 Kor. 12: 1; Handl. 22: 17)
En ja, als de apostelen in geestvervoering kwamen, dan was het in dienst van God.
Maar als zij nuchter waren, dan spraken zij de woorden van God en waren ze dienstbaar aan de hoorders, in dit geval de Korinthiers.
Het woord “hetzij” speelt hier een belangrijke rol.
Hetzij de apostelen in geestvervoering waren, het was in dienst van God.
Hetzij de apostelen nuchter waren, (niet in geestvervoering) waren zij in dienst van de hoorders, ter wille van u.
Dit bevestigd weer de waarheid van Gods apostelen.
Zij waren geen schijnapostelen, nee, zij waren de ware apostelen die de bediening van de Geest hadden ontvangen en die met zuiverheid van hart predikten.
Want de liefde van Christus dringt ons, daar wij tot het inzicht gekomen zijn, dat een voor allen gestorven is.
In dit alles had de apostel maar één motief! De liefde van Christus die drong hen en dit omdat ze tot het inzicht gekomen waren dat Christus voor alle mensen is gestorven.
1 Johannes 2:
1 Mijn kinderkens, dit schrijf ik u, opdat gij niet tot zonde komt. En als iemand gezondigd heeft, wij hebben een voorspraak bij de Vader Jezus Christus, de rechtvaardige;
2 en Hij is een verzoening voor onze zonden en niet alleen voor de onze, maar ook voor die der gehele wereld.
1 Tim. 2
5 Want er is een God en ook een middelaar tussen God en mensen, de mens Christus Jezus,
6 die Zich gegeven heeft tot een losprijs voor allen; en daarvan wordt getuigd te juister tijd.
Titus 2:
11 Want de genade Gods is verschenen, heilbrengend voor alle mensen.
Hebreeën 2:
9 maar wij zien Jezus, die voor een korte tijd beneden de engelen gesteld was vanwege het lijden des doods, opdat Hij door de genade Gods voor een ieder de dood zou smaken, met heerlijkheid en eer gekroond.
Ja, Jezus is voor alle mensen gestorven. Johannes mocht getuigen dat Hij de verzoening is van de zonde van de gelovigen, maar ook van de zonde der gehele wereld.
Paulus spreekt in Timoteus over één middelaar en die ene middelaar die heeft zich gegeven tot een losprijs voor allen.
Paulus spreekt in Titus over Gods genade die verschenen is, heilbrengend aan alle mensen.
En Hebreeën getuigd dat Jezus, door de genade van God voor een ieder de dood zou smaken.
Een andere tekst die duidelijk spreekt over het feit dat Jezus voor alle mensen is gestorven vinden we in Romeinen 5:
Romeinen 5:
18 Derhalve, gelijk het door een daad van overtreding voor alle mensen tot veroordeling gekomen is, zo komt het ook door een daad van gerechtigheid voor alle mensen tot rechtvaardiging ten leven.
En zo, wat was het motief van Paulus en de anderen in de prediking van het Woord?
Ze wisten dat alle mensen gestorven waren, maar ze wisten ook dat er een Redder was die voor allen was gestorven, en zo predikten zij.
Dat was het motief, en dit vanuit het hart.
We zien dit ook bij Jeremia als hij schrijft:
Jeremia 20:
9 Maar zeide ik: Ik wil aan Hem niet denken en in zijn naam niet meer spreken, dan werd het in mijn hart als brandend vuur, opgesloten in mijn gebeente; wel matte ik mij af om het in te houden, maar ik kon het niet.
Dus zijn zij allen gestorven. En voor allen is Hij gestorven, opdat zij, die leven, niet meer voor zichzelf zouden leven, maar voor Hem, die voor hen gestorven is en opgewekt.
Ja, allen zijn gestorven en Jezus is voor allen gestorven. En dit alles met als doel om levend te maken.
En diegene die levend gemaakt zijn, die leven niet meer voor zichzelf, maar voor hen die voor hen gestorven en opgewekt is.
Ja, Jezus kwam om levend te maken.
En hen die levend gemaakt zijn, die mogen alleen maar één doel kennen! En dat is om niet meer voor zelf te leven, maar voor Hem.
Zoals Paulus getuigde:
Galaten 2:
20 Met Christus ben ik gekruisigd, en toch leef ik, (dat is), niet meer mijn ik, maar Christus leeft in mij. En voor zover ik nu (nog) in het vlees leef leef ik door het geloof in de Zoon van God, die mij heeft liefgehad en Zich voor mij heeft overgegeven.
En zoals Paulus getuigde in Romeinen:
Romeinen 6:
10 Want wat zijn dood betreft, is Hij voor de zonde eens voor altijd gestorven wat zijn leven betreft, leeft Hij voor God.
11 Zo moet het ook voor u vaststaan, dat gij wel dood zijt voor de zonde, maar levend voor God in Christus Jezus.
12 Laat dan de zonde niet langer als koning heersen in uw sterfelijk lichaam, zodat gij aan zijn begeerten zoudt gehoorzamen,
13 en stelt uw leden niet langer als wapenen der ongerechtigheid ten dienste van de zonde, maar stelt u ten dienste van God, als mensen, die dood zijn geweest, maar thans leven, en stelt uw leden als wapenen der gerechtigheid ten dienste van God.
Zo kennen wij dan van nu aan niemand naar het vlees. Indien wij al Christus naar het vlees gekend hebben, thans niet meer.
En zo zegt Paulus, “zo kennen wij dan van nu aan niemand naar het vlees”.
Wow, wat een krachtige woorden! Ware gelovigen hebben het vlees gekruisigd!
In de doop, door geloof en bekering is het vlees gekruisigd en begraven. (Rom. 6: 1- 14)
Ja, degene die waarlijk wederom geboren zijn, die wandelen niet meer naar het vlees, nee, die wandelen naar de Geest.
En om dit principe verder te benadrukken zegt Paulus, “Indien wij al Christus naar het vlees gekend hebben, thans niet meer”.
Ja, het was mogelijk om Christus naar het vlees gekend te hebben, MAAR hij is opgestaan.
Nee, nu kent niemand Christus meer naar het vlees, Hij is opgestaan!
En zo is de gelovige ook opgestaan!
Opgestaan vanuit de dood, vanuit het vlees, ten leven.
-------------------------------------------------------------------------------------------
En dit alles is uit God, die door Christus ons met Zich verzoend heeft en ons de bediening der verzoening gegeven heeft.
In de voorgaande verzen, vers 13- 16, hebben we gezien dat Paulus getuigenis geeft dat hij en de andere apostelen gedrongen werden door de liefde van Christus om de bediening van de Geest met zorg en toewijding te spreken, vanuit het hart.
Ja, gekoppeld daaraan getuigd Paulus dat Christus voor allen was gestorven en zo moest de boodschap ook aan allen gepredikt worden en dit in zuiverheid, vanuit het hart.
En ja, allen die gestorven zijn met Christus die hebben het vlees en haar begeerlijkheden gekruisigd.
Zij leven niet meer voor zichzelf, maar door de Geest, voor God.
Tot Zijn lof en glorie!
Ja, de bediening van de Geest, hoofdstuk 3, dat was de glorie van de apostelen, gegeven van God, tot welzijn van alle mensen.
Ga je mee?
17 Zo is dan wie in Christus is een nieuwe schepping; het oude is voorbijgegaan, zie, het nieuwe is gekomen.
18 En dit alles is uit God, die door Christus ons met Zich verzoend heeft en ons de bediening der verzoening gegeven heeft,
19 welke immers hierin bestaat, dat God in Christus de wereld met Zichzelf verzoenende was, door hun hun overtredingen niet toe te rekenen, en dat Hij ons het woord der verzoening heeft toevertrouwd.
20 Wij zijn dus gezanten van Christus, alsof God door onze mond u vermaande; in naam van Christus vragen wij u: laat u met God verzoenen.
21 Hem, die geen zonde gekend heeft, heeft Hij voor ons tot zonde gemaakt, opdat wij zouden worden gerechtigheid Gods in Hem.
Zo is dan wie in Christus is een nieuwe schepping; het oude is voorbijgegaan, zie, het nieuwe is gekomen.
Ja, degene die in Christus zijn, zij zijn een nieuwe schepping.
Ja, verbondenheid met Jezus komt tot stand door geloof, bekering en de doop tot vergeving van zonden. (Matt. 28: 18- 20; Markus 16: 15, 16; Handl. 2: 38)
Ja, in de doop, op basis van geloof en bekering, wordt de oude mens begraven en staat de nieuwe mens op.
(Romeinen 6: 1- 14; Koll. 2: 11, 12)
Ja, in de doop, op basis van geloof en bekering wordt een mens met Christus bekleed.
(Gal. 3: 26- 19)
Zij hebben het vlees gekruisigd en leven niet meer voor het vlees, maar in de Geest.
(Handl. 2: 38; Handl. 5: 32)
In deze nieuwe schepping is het oude voorbijgegaan en het nieuwe is gekomen.
In deze vernieuwing is de mens volledig hersteld en waardig. Zonde zijn vergeven, de Geest is gegeven, en door de Geest kan de nieuwe mens de werken van het vlees doden. (Rom. 8: 13)
Ja, werkelijk, al het oude is voorbijgegaan. Verzoend met God. Een kind van God. Op weg naar de eeuwige bestemming!
En dit alles is uit God, die door Christus ons met Zich verzoend heeft en ons de bediening der verzoening gegeven heeft.
Ja, als we spreken over 1) de nieuwe schepping, als we spreken over 2) het oude dat voorbijgegaan is en als we spreken over 3) het nieuwe dat is gekomen dan is “dat alles uit God”.
En ja, zo had Paulus geschreven:
1 Korinthe 1:
30 Maar uit Hem is het, dat gij in Christus Jezus zijt, die ons van God is geworden: wijsheid, rechtvaardigheid, heiliging en verlossing,
31 opdat het zij, gelijk geschreven staat: Wie roemt, roeme in de Here.
Verzoening is een werk van God van begin tot einde.
Hij is het die een plan heeft gemaakt, van voor de grondlegging der wereld, om mensen zalig te maken.
Ja, we horen hier de kern van het evangelie!
De verzoening van een Gode vijandige mensheid met God ging geheel van Hem uit.
Er is geen sprake van iets aan de menselijke kant als het gaat over verzoening en vergeving.
Zoals Paulus in Efeze schrijft:
Efeze 2:
8 Want door genade zijt gij behouden, door het geloof, en dat niet uit uzelf: het is een gave van God;
9 niet uit werken, opdat niemand roeme.
(Wat we ook in deze passage zien is dat de bediening van de Geest uit hoofdstuk 3, in deze passage “de bediening der verzoening” genoemd wordt)
Wie heeft de bediening der verzoening gekregen? De apostelen kregen deze.
Van wie kregen zij deze bediening? Van Jezus.
Door wie werden zij geleid? Door de Heilige Geest.
Welke immers hierin bestaat, dat God in Christus de wereld met Zichzelf verzoenende was, door hun hun overtredingen niet toe te rekenen, en dat Hij ons het woord der verzoening heeft toevertrouwd.
Waar bestaat deze bediening der verzoening uit?
Dat God, in Christus, de wereld met Zichzelf aan het verzoenen is en was, door hen de overtredingen niet toe te rekenen, hen te vergeven.
Ja, dat is het evangelie!
Ja, dat is de bediening van de Geest!
Ja, dat is de bediening van verzoening!
En wat schrijft 1 Johannes?
1 Johannes 1:
1 Mijn kinderkens, dit schrijf ik u, opdat gij niet tot zonde komt. En als iemand gezondigd heeft, wij hebben een voorspraak bij de Vader Jezus Christus, de rechtvaardige;
2 en Hij is een verzoening voor onze zonden en niet alleen voor de onze, maar ook voor die der gehele wereld.
Ja, en de apostelen kregen de bediening der verzoening toevertrouwd.
Zij gaven hem door aan de eerste gelovigen.
En later is dit op schrift komen te staan, het nieuwe Testament werd zo geschreven en overgeven aan de heiligen. (Judas 3)
Wij zijn dus gezanten van Christus, alsof God door onze mond u vermaande; in naam van Christus vragen wij u: laat u met God verzoenen.
Ja, de apostelen waren dus gezanten van Christus.
En zo sprak God door de mond van de apostelen.
Dit alles begon in de vier evangeliën, waar Jezus zijn discipelen onderwijst.
Als we dan in het 13de tot 16de hoofdstuk komen dan lezen we:
Johannes 14:
25 Dit heb Ik tot u gesproken, terwijl Ik nog bij u verblijf;
26 maar de Trooster, de Heilige Geest, die de Vader zenden zal in mijn naam, die zal u alles leren en u te binnen brengen al wat Ik u gezegd heb.
Johannes 16:
12 Nog veel heb Ik u te zeggen, maar gij kunt het thans niet dragen;
13 doch wanneer Hij komt, de Geest der waarheid, zal Hij u de weg wijzen tot de volle waarheid; want Hij zal niet uit Zichzelf spreken, maar al wat Hij hoort, zal Hij spreken en de toekomst zal Hij u verkondigen.
14 Hij zal Mij verheerlijken, want Hij zal het uit het mijne nemen en het u verkondigen.
15 Al wat de Vader heeft, is het mijne; daarom zeide Ik: Hij neemt uit het mijne en zal het u verkondigen.
Ja, de discipelen, die later apostelen genoemd werden, die zouden door de Geest naar de “volle waarheid” geleid worden.
En deze volle waarheid, die werd nu gepredikt aan de Korinthiers.
En zo was de Geest, door de mond van de apostelen, tot hen aan het spreken.
En zo vragen de apostelen, in de naam van Christus, om zich met Hem te laten verzoenen.
En zo vragen de apostelen nog steeds, in de naam van Christus, dat een ieder zich met Hem laat verzoenen.
Hem, die geen zonde gekend heeft, heeft Hij voor ons tot zonde gemaakt, opdat wij zouden worden gerechtigheid Gods in Hem.
Ja, verzoening in de naam van Jezus.
Jezus, volgens deze tekst:
A. Die geen zonde gekend heeft.
B. Heeft God voor ons tot zonde gemaakt.
C. Opdat wij zouden worden gerechtigheid Gods in Hem.
A. Die geen zonde gekend heeft.
Jezus was zonder zonde.
Nee, Jezus heeft nooit gezondigd.
(Hebr. 4: 15; Hebr. 7: 26; 1 Petrus 2: 22; 1 Johannes 3: 5)
B. Heeft God voor ons tot zonde gemaakt.
Jezus is voor de mens tot zonde gemaakt.
Jesaja 53:
4 Nochtans, onze ziekten heeft hij op zich genomen, en onze smarten gedragen; wij echter hielden hem voor een geplaagde, een door God geslagene en verdrukte.
5 Maar om onze overtredingen werd hij doorboord, om onze ongerechtigheden verbrijzeld; de straf die ons de vrede aanbrengt, was op hem, en door zijn striemen is ons genezing geworden.
6 Wij allen dwaalden als schapen, wij wendden ons ieder naar zijn eigen weg, maar de Here heeft ons aller ongerechtigheid op hem doen neerkomen.
Vergelijk:
Romeinen 8: 3; Galaten 3: 13.
C. Opdat wij zouden worden gerechtigheid Gods in Hem.
Jezus, als volmaakt lam van God, is voor ons tot zonde gemaakt, zodat wij zouden worden gerechtigheid Gods in Hem.
Ja, gerechtigheid, door het geloof, is alleen mogelijk via Christus. Christus, door Hem kan de mens “recht” gemaakt worden! Alleen door Hem!
Broeders en zusters, vrienden.
Geven wij de aandacht aan deze woorden die zij werkelijk verdienen?
Geven wij de tijd aan deze woorden die zij werkelijk verdienen?
Broeders en zusters, vrienden.
God is goed! God houdt van ons!
Verlies jezelf in Zijn grote liefde en wordt volmaakt in Zijn liefde!